① Rechtswinkel NuRecht » Wettelijke verhoging » Samenvatting » 7:625 BW (2024)

Loon te laat betaald

Inartikel 7:625 BW wordt een op het eerstegezicht enigszins vreemde bepaling aangetroffen. Uit deze bepalingblijktnamelijk dat werknemers aanspraak kunnen maken op een‘verhoging’ van het loon,wanneer dit niet op tijd wordt voldaan. Een verhoging?

Daarmee wordtdan zekerde wettelijke rente bedoeld? Nee, het is toch echt een‘verhoging’ van hetloon. Wettelijke rente kan daarnaast verschuldigd worden. Nadat hetloon 33werkdagen te laat is, bereikt deze verhoging het maximum van 50%.

Als u uw loon niet op tijd hebt gekregen, dan hebt u na 33 dagen recht op 50% extra!

  • Drie dagen te laat: 0% extra;
  • Vier dagen te laat: 5% extra over het hele loon;
  • Vijf dagen te laat: 10% extra over het hele loon;
  • Zes dagen te laat: 15% extra over het hele loon;
  • Zeven dagen te laat: 20% extra over het hele loon;
  • Acht dagen te laat: 25% extra over het hele loon;
  • Elke volgende dag: 1% extra over het hele loon;
  • ... na 33 dagen moet u anderhalf keer uw loon krijgen!

Conclusie

Deoorspronkelijke titel van dit onderzoek was een verwijzing naar hetprivaatrechtelijke beginsel, dat overeenkomsten dienen te wordennagekomen: pacta sunt servanda. Datbeginsel geldtevenzeer voor de arbeidsovereenkomst, waarbij de werknemer zich ertoeverbindtin dienst van de werkgever gedurende zekere tijd arbeid te verrichten,tegen betalingvan loon. Dit loon dient te werkgever voorts tijdigte voldoen. De geschiedenis leert echter dat dezeverplichting niet onverkort wordt nagekomen, wanneer tekortkomingendaarin nietworden gesanctioneerd. Om die reden heeft de wetgever in 1907 bij wetwillenwaarborgen, dat het loon tijdig wordt voldaan, zodat werknemerseveneens tijdigkunnen beschikken over de inkomsten, die nodig zijn voor het bekostigenvan deelementaire levensbehoeften. Op niet-tijdige loonbetaling is sindsdieneenprivaatrechtelijke boete gesteld, een poenaprivata, waarop de werknemer een aanspraak wordt verleend.

Lees onder verder

11.1 Samenvatting

Alsgevolg vanarbeidsrechtelijke wantoestanden aan het einde van de negentiende eeuw,werduiteindelijk in 1909 de Wet op de arbeidsovereenkomst van kracht, naarhetontwerp van Drucker. Daarin werd met artikel 1638q BW (oud) een boetegesteldop niet-tijdige betaling van het loon. Maar ook tegenwoordig blijkenzichsoortgelijke uitwassen nog te kunnen voordoen, zoals bijvoorbeeld inRusland enOekraïne. Hier ontstonden haast fabuleuze achterstanden in debetaling van hetloon, die zeer diepe sporen nalieten op zowel sociaal als economischgebied.Deze loonbetalingsachterstanden hadden een directe invloed op deconsumptie vanhuishoudens, het armoedecijfer, de levensverwachting en deproductiviteit vanwerknemers. Voorts gaat er een negatieve invloed van uit op deontwikkeling vanlonen, en leidt het tot begrotingsproblemen.

Hetontstaanvan dergelijke loonbetalingsachterstanden blijkt het gevolg te zijn vanverschillende factoren. Zo kan worden gewezen op de invloed van eeneconomischerecessie, maar eveneens speelt de maatschappelijke acceptatie vanniet-tijdigebetaling een rol. Naarmate de acceptatie daarvan groter is, zal hierinvoornoodlijdende bedrijven eerder een uitweg gevonden worden voor hunfinancieringsproblemen. Het gevaar daarvan is dat die uitweg met eensoort van‘domino-effect’ navolging kan krijgen.

Hetbeteugelenvan het gevaar dat uitgaat van niet-tijdige loonbetaling, is sinds 1949nietlanger slechts een nationale aangelegenheid. In dat jaar zag het 95eILO-verdrag het licht, dat handelt over ‘The protection ofwages’. DeInternational Labour Organisation (ILO) werd na de Eerste Wereldoorlogopgericht in het Vredesverdrag van Versailles. Hiermee zette zich eenambitieuit de 18e en 19e eeuwvoort, om te komen totinternationaal gereguleerde arbeidsnormen. Kenmerkend voor de ILO ishaartripartiete structuur, hetgeen betekent dat de besluitvormingplaatsvindt inonderling overleg tussen de regeringen, de werknemers- en dewerkgeversorganisaties.


DeILO heeftverschillende organen, met elk verschillende taken op het gebied vanregelgeving en toezicht. Binnen de organisatie worden verdragenopgesteld enworden aanbevelingen gedaan, maar daadwerkelijke wetgevende bevoegdheidheeftde ILO niet. De aangesloten lidstaten zijn niet verplicht de verdragenteratificeren, maar dienen ook in datgeval te rapporteren omtrent de nationale ontwikkelingen op het gebiedvan de(al dan niet) geratificeerde verdragen. Elk jaar doet hetComité van Expertsvan de ILO een algemeen onderzoek (General Survey) op een specifiekgebied,waarvan in 2003 ‘The procetcion of wages’ hetonderwerp was.

Opvermeendeverdragschendingen reageert de organisatie met een tactiek van‘mobilisation ofshame’ om deze te keren. De ILO-verdragen werken in deNederlandse rechtsordedirect door vanwege het monistische systeem dat wij kennen. Dit systeemwordtechter enigszins gematigd door artikel 93 Gw, op grond waarvan detoepasbaarheid van de verdragsbepalingen is beperkt tot bepalingen vanverdragen die (a) een ieder verbinden en (b) bekendgemaakt zijn.Daarvan issprake als de betreffende verdragsbepaling een zodanig nauwkeurigomschrevennorm bevat, dat deze geen verdere uitwerking behoeft. VeelILO-verdragenvoldoen niet aan die voorwaarden.

Vergelijkbaarmet het streven dat de Wet op de arbeidsovereenkomst kenmerkt– namelijk hetbieden van wettelijke bescherming aan werknemers – gaatILO-verdrag nr. 95 uitvan internationale waarborgen, ter zake van het loon. Het verdragvoorziet inartikel 12intijdige betaling van het loon, dat in artikel 15 op vier manieren wordtverzekerd:

Artikel15

Dewetten of voorschriften die deze verdragsbepalingenbewerkstelligen, zullen:

a)beschikbaarzijn ter informatie van de betrokken personen,

b)personenmoeten aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de nalevingvan het verdrag,

c)afdoendesancties of andere geschikte remedies moeten voorschrijvenvoor elke overtreding van het verdrag,

d)inalle voorkomende gevallen voorzien in het bijhouden van afdoenderegisters, in een goedgekeurde vorm en op een goedgekeurde wijze.

Naarhet zichlaat aanzien hebben deze beide bepalingen naar Nederlands recht geendirectewerking, nu hierin niet wordt voorzien in een zodanig nauwkeurigomschrevennorm, dat deze geen verdere uitwerking behoeft. De lidstaten kunnen hetverdragdan ook op verschillende manieren implementeren. Wel moet dus worden voorzien in‘adequatepenalties or other appropriate remedies for any violationthereof’ (artikel 15sub c ILO-verdrag nr. 95). Inveel lidstaten isdaarbij gekozen voor een privaatrechtelijke regeling (Nederland,Tsjechië,Rusland en Duitsland), soms gecombineerd met een sanctionering in hetstrafrecht (Rusland en België). Duidelijk is wel dat deze‘adequate penalty orappropriate remedy’ valt of staat bij een daadwerkelijkeffectieve handhaving. Zo lijkt het daadwerkelijk sanctioneren vanovertredingen met hoge straffen zijn vruchten af te werpen in Rusland,enblijkt Tsjechië een soortgelijk resultaat te boeken via destrikte handhavingen controle van de Arbeidsinspectie. Wanneer straffen een meersymbolischkarakter dragen (België), dan blijken deze weinig effectief tezijn. Hetzelfdelijkt te gelden voor het Duitse systeem, waarin alleen een aan derepo-rentegekoppelde vertragingsrente verschuldigd wordt, waarvan de hoogteimmersafneemt tijdens onderbesteding, terwijl dán niet-tijdigebetaling juist hetmeest valt te duchten.

NaarNederlands recht is geen institutioneel orgaan belast met het toezichten decontrole op naleving van het verdrag c.q. het nationale recht (art. 15sub bILO-Verdrag nr. 95). Evenmin worden allegevallen van niet-naleving geregistreerd, zoals dat onder dvan artikel 15ILO-verdrag nr. 95 wordt voorgeschreven. Met artikel 7:625 BW lijkt weleen‘afdoende sanctie of andere geschikte remedie’ tezijn voorgeschreven voor elkeovertreding van het verdrag op het gebied van niet-tijdigeloonbetaling. Een bijkomendvereiste is echter dat deze sanctie ook daadwerkelijk strikt wordtgehandhaafd,waaraan het matigingsrecht van de rechter afbreuk zou kunnen doen.

Artikel7:625BW geeft vanaf de vierde dag dat het loon te laat is voldaan, eenaanspraak opde wettelijke verhoging. Deze neemt vooral de eerste dagen sterk toe enbereiktna 33 werkdagen het maximum van 50% van het verschuldigde loon. Hetgaatdaarbij om een privaatrechtelijke straf naar het voorbeeld van artikel40 vande ‘Instructie ende ordonnantie voorCommissarissen van de See-saecken’ uit 1641, en hetlatere artikel 448 WvK.De wetgever heeft daarmee willen voorzien in een strenge sanctie,waarvanvooral een preventieve werking moest uitgaan. Daartoe werd gekozen vooreenhoge boete, die de werknemer ook gemakkelijk in rechte zou kunnenvorderen. Hethuidige artikel 7:625 BW is slechts een technische herziening vanartikel 1638qBW (oud).

Tentijde vanhet ontstaan van de Wet op de arbeidsovereenkomst kende het Nederlandserechtnog geen algemene bepaling omtrent de beperkende werking van debillijkheid,zoals bijvoorbeeld in artikel 6:2 lid 2 BW valt te vinden. In die gevallen, waarin de wetgever vreesdedat onverkorte toepassing van een wettelijke regeling onder bijzondereomstandigheden tot onbillijke resultaten zou kunnen leiden, werd daaromaan derechter in dat betreffende artikeleen bevoegdheid verleend, om deze toepassing te kunnen beperken:gedelegeerdebillijkheid. De grondslag daartoe wordt dus gevonden in de billijkheid.Debillijkheid is in wezen een noodzakelijk correctief van hetongeschreven recht,voor die specifieke situaties, waarin de wetgever onmogelijk volledigkanvoorzien bij wet. Ook ten aanzien van de wettelijke verhoging werd derechterde mogelijkheid toegekend, om deze op grond van de billijkheid tebeperken. Uitde parlementaire behandeling blijkt dan ook dat daarbij de facto een zeer beperkte bevoegdheid werd verleendom dit uitzonderlijke middel aan te wenden. Wel kan de rechternatuurlijk ruimde omstandigheden van het geval beoordelen, hetgeen ook onvermijdelijkis,indien hij dient vast te stellen of zich dergelijke uitzonderlijkeomstandigheden voordoen.

Nadatdebeperkende werking van de billijkheid door de Hoge Raad in het bekendeSaladin/HBU-arrest werd erkend, is deze inmiddels gecodificeerd inondermeerartikel 6:2 lid 2 BW. Hierin is hetbegrippenpaar ‘redelijkheid en billijkheid’ tevinden, dat echter nietwezenlijk verschilt van de ‘goede trouw’ onder devigeur van het oude recht(artikel 1374 lid 3 BW (oud)). Vanwege deze algemene regeling omtrentdebeperkende werking van de billijkheid, verloor de gedelegeerdebillijkheid inveel bepalingen haar noodzaak. Deze werd daarom niet langer toegekendinbijvoorbeeld art. 1392 lid 2 en art. 1637x lid 4 BW (oud). Slechtswanneer degedelegeerde billijkheid een van de lex generalis afwijkende regelingkent,bleef deze behouden, zoals bijvoorbeeld in art. 7:650 lid 6 en art.7:680 lid 5BW. Daaruit volgt dat de voorwaardenvoor beperking op grond van de billijkheid, zoals die in het huidige BWwordengegeven, niet verschillen met de voorwaarden die daaraan voor die tijdwerdengesteld. Voor beperking op grond van de billijkheid is dus plaats,‘indienonverminderde betaling daarvan naar maatstaven van redelijkheid enbillijkheidonaanvaardbaar zou zijn’ (art. 6:2 lid 2 en art. 6:248 lid 2BW), of tot‘kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden’(art. 6:109 BW). Uit dewetsgeschiedenis bij artikel 1638q BW (oud) volgt dezelfde conclusie.Omdat hetdaarbij dus zeer uitzonderlijke situaties betreft, worden hoge eisengesteld aan de motivering van de rechter. Deze dient namelijk zijnoordeelaanvaardbaar te maken voor partijen, door inzichtelijk te maken welke uitzonderlijke situaties nopen totmatiging, en tot welk percentage.

Gezienhetvoorgaande is het opmerkelijk dat artikel 7:625 BW de gedelegeerdebillijkheidheeft behouden. Hier lijkt namelijk geen van de lex generalisafwijkenderegeling te worden gegeven. Dit kan duiden op een omissie van dewetgever, ofzou de matigingsbevoegdheid afwijken van die in artikel 6:2 lid 2(en/ofartikel 6:109) BW, zonder dat dit duidelijk in de tekst van het artikelblijkt?Een andere mogelijkheid is dat de matiging van een poenale sanctie niet(volledig) door deze artikelen kán worden beheerst. Daarinwordt namelijk doorde overheid een sanctie gesteld op overtreding van een norm, waarmeenietalleen sprake lijkt te zijn van een ‘krachtens de wet tussenpartijen geldenderegel’ (art. 6:2 lid 2 BW). Vanuit een strafrechtelijkperspectief lijktdaarnaast sprake te zijn van een rechtsbetrekking tussen de overtrederen denormstellende overheid en/of de samenleving, die niet door artikel 6:2lid 2 BWwordt beheerst. Indien daarvan overigens sprake zou zijn, dan valt eendergelijk – meer dogmatisch – probleem gemakkelijkte ondervangen. Bijvoorbeelddoor artikel 6:2 lid 2 BW van overeenkomstige toepassing te verklaren.

Inde lagererechtspraak is het matigingsrecht van artikel 1638q BW (oud) op eengeheeleigen wijze tot ontwikkeling gekomen. Met name vanaf de TweedeWereldoorlogvalt in toenemende mate een zodanig excessief gebruik van de beperkendewerkingvan de billijkheid waar te nemen, dat de bescherming van tijdigeloonbetalinguiteindelijk vrijwel illusoir is geworden. Veelal heeft het er deschijn vandat rechters de wettelijke verhoging naar billijkheid vaststellen,in plaats van de verhoging eventueel op die grond tebeperken. Voorts lijkt de rechter bij voorkeur te matigen tot een mooiafgerondpercentage of bedrag, waarin de daadwerkelijke mate van beperkingondergeschiktlijkt te zijn aan de ‘esthetische uitkomst’daarvan. Indien de verhogingnamelijk werd beperkt tot een bepaald bedrag,dan is daarbij omgerekend bijvoorbeeld sprake van percentages tussen de25 en50%. In de jurisprudentie zijn daarentegen (nagenoeg) geen gevallen tevindenwaarin de verhoging werd beperkt tot een percentage dat hoger was dan25%. Despaarzame gevallen waarin de Hoge Raad de zaak omtrent de wettelijkeverhogingzelf heeft afgedaan, tonen beduidend een meer terughoudende toepassing.Hoeweldus de toepassing van het matigingsrecht in belangrijke mate werdverruimd,lijkt voorts te worden aangesloten bij de jurisprudentie omtrent deanalogischetoepassing ex art. 1639r lid 5 BW (oud). Daarvoor lijken geen goedeargumentente kunnen worden gevonden, nu het hierbij om twee wezenlijkverschillendebepalingen gaat.

Zeerrecentelijk gaf het Hof te ’s-Hertogenbosch er blijk van datin het algemeenwordt aangenomen dat de maximale wettelijke verhoging slechtsverschuldigd isindien de werkgever een ernstig verwijt valt te maken. Omgekeerd zou dewettelijke verhoging in zijn geheel achterwege kunnen blijven indien dewerknemer verwijtbaar handelt.[1]In beginsel dient verwijtbaarheid echter juist geenbeoordelingscriteriumte zijn ten aanzien van eventuele matiging van de wettelijke verhoging.Hiertoont zich dan ook de kennelijk algemene aanname van een onjuisterechtsopvatting.

Vooropgesteldmoet worden dat artikel 7:625 BW ‘vooreerst is samengesteld[…] met geen anderdoel dan straf te stellen op vertraagde uitbetaling van loon’.[2]De gedachte is daarbij dat van een hoge boete een preventieve werkingzaluitgaan, wanneer werkgevers er ook daadwerkelijk hard door wordengetroffen.Maar dit uitgangspunt lijkt in de rechtspraak meer en meer te wordenverlaten.Zeer veelzeggend is in dat verband het vonnis – bij verstek(!) – van dekantonrechter in Haarlem, die oordeelde dat de wettelijke verhoging incasu‘zinledig’ was, omdat daarvan geen prikkel meer zoukunnen uitgaan ten aanzienvan de betreffende werknemer, nu de overeenkomst reeds wasbeëindigd.[3]Wanneer een dergelijke gedachtegang wordt toegepast op artikel 289 Sr,zou dangevangenisstraf in casu eveneens zinledig zijn, omdat van deze strafgeenpreventief karakter meer kan uitgaan nu het slachtoffer toch alopzettelijk enmet voorbedachten rade van het leven werd beroofd?

Inde praktijkwordt de wettelijke verhoging in veel gevallen beperkt tot ca. 10 tot20%. Nietaannemelijk lijkt dat in evenveel van die gevallen ook daadwerkelijksprake isvan dermate uitzonderlijke omstandigheden, dat deze matiginggerechtvaardigdis. Een bijkomend probleem is echter dat het vonnis doorgaansonvoldoendeinzicht geeft in deze omstandigheden. Veelal wordt volstaan met eenmotiveringals: ‘met inachtneming der billijkheid…etc.’, ‘dat er termen zijn, deverhoging te beperken …etc.’ De motiveringseisendie gepaard gaan met hettoepassen van de beperkende werking van de billijkheid, lijken eendergelijkonbepaalde toelichting niet goed te kunnen verdragen. In 2006 heeft deHogeRaad in het Drankencentrale Waterland/Blakborn-arrest echter geoordeelddatklachten hiertegen niet tot cassatie kunnen leiden.[4]Recentelijk concludeerde A-G Wuisman tot vernietiging naar aanleidingvan eenonvolkomen motivering, maar de Hoge Raad lijkt daarover (vooralsnog)een anderstandpunt te zijn toegedaan.[5]

Hoeweldepreventieve werking van artikel 7:625 BW in de praktijk in belangrijkematewordt uitgehold door de bestendige toepassing van het matigingsrecht,valt ooknog een andere ontwikkeling waar te nemen. Eén die rechtensvolstrektonhoudbaar is. Verschillende uitspraken laten zien dat in de loop dertijd‘rechtbankbeleid’ zou zijn ontstaan, op grondwaarvan de wettelijke verhogingin alle gevallen, in beginsel standaard wordt gematigd tot (doorgaans)10%. Hetprimaat van de wetgever is daarmee in het geding. Maar bovenal komt hetmijzeer twijfelachtig voor wanneer de toepassing van een bepaling, waarindewetgever een sanctie heeft vastgesteld – waarbij de rechtervoor bijzonderegevallen de bevoegdheid is toegekend om te matigen op grond van debillijkheid– door die rechter zodanig in beleid zou worden vastgelegd,dat daarmeefeitelijk de beperkende werking van de billijkheid wordt‘verdisconteerd’ ineen lagere ‘standaardsanctie’ (die kennelijk meerde voorkeur verdient?).

Wanneerhetloon in Nederland overwegend tijdig zou worden voldaan, dan is ditprobleem –praktisch bezien – wellicht minder van doorslaggevendewaarde. Dat blijktechter niet het geval te zijn. Uit een door mij gehoudenenquête volgt dat ca.één op de drie werknemers het afgelopen half jaaraanspraak heeft kunnen makenop de wettelijke verhoging. Die mogelijkheid is echter vrijwelonbekend. Van de490 respondenten gaf 78% aan totaal onbekend te zijn met het wettelijkegevolgvan niet-tijdige loonbetaling. Voorts blijkt de kredietcrisis teresulteren ineen toename van niet-tijdige betaling. Uit het onderzoek volgt datgemiddeldca. 30% van de werknemers het loon maandelijks niet op tijd ontvangt endat ca.één op de tien werknemers (9,98%) maandelijksaanspraak zou kunnen maken op dewettelijke verhoging. Daarbij kan worden bedacht dat hetComité van Experts vande ILO in 2007 een Individual Direct Request tot de Belgische Staatheeftgericht, nadat gebleken was dat in 10% van de gevallen sprake was vanschendingvan ILO-Verdrag nr. 95.

Navraagbijenkele advocaten en deurwaarders leert dat in de praktijk vrijwelnimmer eenvordering is ingesteld, nadat enkel het loon te laat werd voldaan. Hetbleekniet alleen een bijzondere opgave om de hypothese voor te leggen dat slechts een vordering zou wordeningesteld op grond van artikel 7:625 BW.Tevens zal het voor een rechtzoekende werknemer zeer lastig zijn om eenadvocaat of deurwaarder bereid te vinden, om hem in een dergelijkevorderingbij te staan. Illustratief is het antwoord van een deurwaarder, dieaangaf datde wettelijke verhoging in de praktijk meer het‘wisselgeld’ van juristen is,als bijkomstigheid bij andere vorderingen. Dit‘wisselgeld’ blijkt eenbruikbaar instrument om met de werkgever alsnog tot een oplossing inder minnete komen.

① Rechtswinkel NuRecht » Wettelijke verhoging » Samenvatting » 7:625 BW (1)Hetvoorgaande overziend blijkt dat artikel 7:625 BW in beginsel een‘adequate penalty or appropriate remedy’ in de zinvan artikel 15 onder cILO-Verdrag nr. 95 is. Door de ruime toepassing die echter wordtgegeven aan deuitzonderlijke mogelijkheid, om de boete op grond van de billijkheid tebeperken, is daarvan in de praktijk weinig overgebleven. Aan devereisten vanartikel 15 onder c ILO-Verdrag nr. 95 wordt daarmee niet voldaan. Defactodraait artikel 15 ILO-verdrag nr. 95 namelijk om drieessentiële elementen: (1)efficiënte controle, (2) passende sancties, en (3) de middelentot verhaal vanschade, waaronder begrepen het verschuldigde loon én eenbillijke vergoedingvan de geleden vertragingsschade. Het Comité van Experts vande ILO benadruktin dat verband de noodzaak tot echtafschrikkende sancties, zoals hoge geldboetes, zodat het voorwerkgevers ingeen geval meer rendabel zal zijn, om bijvoorbeeld een symbolischeboete tevoldoen.[6]Het verdrag draagt daarmee op om te voorzien in een consistenthandhavingssysteem, om zo te verzekeren dat elke overtreding van hetverdragzal leiden tot concrete juridische gevolgen. Daaraan voldoet hetNederlandsestelsel met artikel 7:625 BW geenszins.

Numoet hetprobleem daarvan ook niet worden overschat. Immers, artikel 7:625 BWstaat hetaldoor groeiende aantal ZZP’ers in Nederland evenmin tendienste. Dearbeidsrechtelijke bescherming wordt op die manier ook op de flankengepasseerd. Wel kan echter worden gesteld dat rechtens een onwenselijkesituatie is ontstaan – die overigens al ruim dertig jaarvoortduurt –, nu hetoordeel van de wetgever terzijde wordt gelegd, omtrent de sanctie, diehetgevolg dient te zijn van niet-tijdige loonbetaling.

Datartikel7:625 BW heden ten dage nog voorziet in een prikkel tot tijdigeloonbetaling,lijkt niet goed vol te houden. Het kan zijn dat de wetgever daartoeniet langerde noodzaak ziet. Kijken we naar artikel 447 WvK (art. 448 WvK (oud))dan lijktdie conclusie misschien gerechtvaardigd. De boete die hierin– al ruim voorartikel 1638q BW (oud) – wordt gevonden, is in de loop dertijd vrijwel weggeïnflateerd. De scheepsgezel die hierop nog aanspraak zalmaken, zalvermoedelijk meer kosten kwijt zijn aan zijn advocaat voor hetberekenen van deboete, dan dat het hem zal opleveren, of zijn werkgever tot tijdigebetalingzal aanzetten (zie figuur[7]).Daartegen bestaan echter minder principiële bezwaren, nu ditkennelijk de wensvan de wetgever is. Ten aanzien van artikel 7:625 BW is dat anders.

Gesteunddooreerdere kritiek in de literatuur, verdedig ik in dit onderzoek destelling, dathet de voorkeur verdient wanneer de wetgever zich over hetmatigingsrecht ten aanzienvan de wettelijke verhoging zal uitlaten, of dat de Hoge Raad dit zaldoen.Voor dat laatste verwijs ik naar het proefschrift van Abas, waaruitvolgt dathet vaststellen van de redelijkheid en billijkheid in concreto, sinds1923 doorde Hoge Raad als rechtsvraag werdaangemerkt, en derhalve onder zijn directe controle stond. Met die lijnwerdgebroken in de jaren zeventig. Ook acht ik verder onderzoek naarniet-tijdigeloonbetaling- en de relatie daarvan tot het ontstaan van schuldenzinvol,bijvoorbeeld in de Armoedemonitor.

Hetfundamentvan de scheiding der machten brengt met zich mee, dat het in eersteinstantieaan de wetgever is om bij wet te bepalen wat in beginsel redelijk enbillijkis. Tevens zal de wetgever zich er dan over kunnen buigen hoe deniet-tijdigeloonbetaling zal worden tegengegaan en of in de toekomst misschienwél (weer)zal worden voldaan aan de vereisten van ILO-Verdrag nr. 95. Of strengerstraffen daarbij zal leiden tot het gewenste resultaat, is een puntwaarop dediscussie in algemene zin al lange tijd gaande is. In Rusland lijkt ditquatijdige loonbetaling zijn vruchten af te werpen, maar ook zijn andereremediesdenkbaar, zoals het voorbeeld van Tsjechië toont. Die keuze isvoorbehouden aande wetgever. Waar echter minder discussie over bestaat, is hetuitgangspunt datbestaande wetten in beginsel dienen te worden gerespecteerd; zeker doorderechter. Totdat de wetgever of de Hoge Raad zich over dit probleemuitlaat,volsta ik op dit punt dan ook door te stellen: ‘Poenae suntservandae’.


[1]Hof’s-Hertogenbosch 1 mei 2012, JAR 2012, 168 (m. nt. I.Janssen).

[2] RbRotterdam 28 november 1910, W. 9114(Ruitenberg/Van den Bergh).

[3]Ktr. Haarlem 1 april 2009, LJNBI0269 (x/SuntrendKennemerland). Helaas betreftdit geen 1-aprilgrap.

[4] HR 2april 2004, NJ 2006, 212 (concl.A-GDe Vries Lentsch-Kostense, m. nt. E. Verhulp) (DrankencentraleWaterland/Blakborn).

[5]HR 10 september 2010, LJN BM5754(concl. A-G Wuisman) (x/Jumbo Supermarkten).

[6]Illustratief is in dat verband de Amerikaanse zaak Griffin v. OceanicContractors 458 U.S. 564, 102 S Ct. 3245, 73 L.ED.2d973 (1982),waarin $412 gedurende vier jaar niet aan de werknemer was voldaan, omwelkereden een boete werd toegewezen van $ 302.790.

[7]Omgerekend naar de ‘koopkracht’ in 2011<www.iisg.nl/hpw/calculate-nl.php>. In de grafiek istevens artikel 40‘Instructie ende ordonnantie’ en artikel 448 WvKverwerkt.


Geraadpleegde literatuur

Abas1972

P.Abas, Beperkende werking van de goede trouw(diss. Amsterdam UvA), Deventer: Kluwer 1972.

Abas2006

P.Abas, Rechterlijke matiging van schulden.MonografieënBW (nr. 16), Deventer: Kluwer 2006.

Adriaansee.a. 2008

P.C.Adriaansee.a. ‘Het EVRM-kadervoorinvoering van punitive damages inmededingingszaken.Europesetoestanden in het schadevergoedingsrecht?’, NTBR 2008-7, p. 274-286.

VanApeldoorn/Rinkes e.a. 2009

Rinkese.a., Van Apeldoorn’s Inleiding totde studie vanhet Nederlandsche recht, Deventer: Kluwer 2009.

Asser1866

T.M.C.Asser, Voorrede tot de nieuwe uitgave van heteerste ontwerp van een Nederlandsch wetboek van koophandel. Ontwerp van1809,Amsterdam: Gebroeders Kraay 1866.

AsserProcesrecht/Bakels, Hammerstein &Wesseling-van Gent 2009 (6-II)

F.B.Bakels,A. Hammerstein & E.M. Wesseling-van Gent, Mr.C. Asser’s handleiding tot de beoefening van het Nederlandsburgerlijk recht. 6. Verbintenissenrecht. Deel II. De verbintenis inhetalgemeen, Deventer: Kluwer 2010.

AsserProcesrecht/Veegens, Korthals Altes &Groen 2005 (7)

D.J.Veegens/E. Korthals Altes & H.A. Groen, Mr.C. Asser’s handleiding tot de beoefening van het Nederlandsburgerlijk recht.7. Cassatie in burgerlijke zaken, Deventer: Kluwer 2005.

Asser/Hartkamp& Sieburgh 2010 (6-III)

A.S.Hartkamp& C.H. Sieburgh, Mr. C.Asser’shandleiding tot de beoefening van het Nederlands burgerlijk recht. 6.Verbintenissenrecht. Deel III. Algemeen overeenkomstenrecht,Deventer:Kluwer 2010.

Asser/Heerma van Voss 2008 (7-V)

G.J.J.Heermavan Voss, Mr. C. Asser’shandleiding totde beoefening van het Nederlands burgerlijk recht. 7. Bijzondereovereenkomsten. Deel V. Arbeidsovereenkomst, collectievearbeidsovereenkomst enondernemingsovereenkomst, Deventer: Kluwer 2008.

Asser/Kamphuisen1948 (3-III)

P.W. Kamphuisen, Mr.C. Asser’s handleiding tot de beoefening van het Nederlandsburgerlijk recht. 3. Verbintenissenrecht.Bijzondere overeenkomsten. Deel III.,Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1948.

Asser/Rutten1978 (4-I)

L.E.H.Rutten,Mr. C. Asser’s handleiding tot debeoefening van het Nederlands burgerlijk recht. 4. Verbintenissenrecht.Deel I.De verbintenis in het algemeen, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink1978.

Asser/Scholten1974 (1-I)

P.Scholten, Mr. C. Asser’shandleiding tot de beoefeningvan het Nederlands burgerlijk recht.1. Algemeen deel. Deel I,Zwolle:W.E.J. Tjeenk Willink 1974.

Asser/Vanden Berg 2007

M.A.M.C.vanden Berg, Mr. Asser’s Handleidingtot debeoefening van het Nederlands burgerlijk recht. 5. Bijzondereovereenkomsten.Deel III-c. Aanneming van werk, Deventer: Kluwer 2007.

Bakels/Asscher-Vonk& Bouwens 2007

H.L.Bakels/I.P. Asscher-Vonk & W.H.A.C.M. Bouwens (bew.), Schets van het Nederlanse arbeidsrecht,Deventer: Kluwer 2007.

Bakels/Asscher-Vonk& Bouwens 2009

H.L.Bakels/I.P. Asscher-Vonk & W.H.A.C.M. Bouwens (bew.), Schets van het Nederlanse arbeidsrecht,Deventer: Kluwer 2009.

De Beats, De Keulenaer &Ponsaers 2003.

P.de Beats,S. De Keulenaer & P. Ponsaers, HetBelgisch inspectiewezen: de niet ingeloste belofte,Antwerpen: Maklu 2003.

Beets& Verhulp 2008

D.Beets &E. Verhulp, ‘Art. 7:625 BW: wettelijke matiging?’, ArbeidsRecht 2008-13.

Bensahel & Chamsoutdinova-Stieven2008

L. Bensahel & T.Chamsoutdinova-Stieven,‘Analysis of Personnel Management in the Frame of theTendencies at Externaland Internal Labour Market in Russia’, Journal of Innovation Economics 2008-1,p. 109-129.

Besselink2007

L.Besselink,‘Internationaal recht en nationaal recht’, in: N.Horbach, R. Lefeber & O.Ribbelink (red.), Handboek InternationaalRecht, ‘s-Gravenhage: T.M.C. Asser Press 2007.

Biben1828

J.G.Biben,‘Bijdrage tot de geschiedenis van het Oud-NederlandscheZeeregt’, in: C.A. denTex & J. van Hall, Bijdragen totregtsgeleerdheid en wetgeving, Amsterdam: De erven H. Gartman1828, p.232-261 en 469-512.

Bles1907

A.E.Bles, Wet op de arbeidsovereenkomst.Geschiedenisder Wet van den 13den juli 1907 (Staatsbladn°. 193) deel I,‘s-Gravenhage: Boekhandel vh. Gebr. Belinfante 1907.

Bles1908

A.E.Bles, Wet op de arbeidsovereenkomst.Geschiedenisder Wet van den 13den juli 1907 (Staatsbladn°. 193) deel III,‘s-Gravenhage: Boekhandel vh. Gebr. Belinfante 1908.

VanBoetzelaer 1902

H.J.H.VanBoetzelaer, De Uitkeering Van Arbeidsloon(diss. Utrecht), Utrecht: P. Den Boer 1902.

VanBoneval Faure 1871

R.Van BonevalFaure, Het Nederlansche burgerlijkeprocesrecht, Leiden: Jacques Hazenberg Corneliszoon 1871.

Boonstra 1996

K. Boonstra, The ILOand the Netherlands.Different views concerning government influence on the relationshipbetweenworkers and employers (diss. Leiden),Leiden:Stichting NJCM-Boekerij 1996.

Boonstra2008

K.Boonstra,‘De ILO als normsteller’, in: G.J. Heerma van Voss(Ed.), Decent work op deagenda : Nederland en de normen van de Internationale Arbeidsorganisatie,‘s-Gravenhage: Ministerie van Soziale Zaken enWerkgelegenheid 2008, p. 22-35.

Boonstra2010

K.Boonstra,‘Negentig jaar Internationale Arbeidsorganisatie. Negentigjaar roeien tegen destroom in?’, in: K. Boonstra (red.), Negentig jaar InternationaleArbeidsorganisatie (Reeks Vereniging voor Arbeidsrecht),Deventer: Kluwer2010.

Boot2005

G.C.Boot, Arbeidsrechtelijke bescherming,DenHaag: Sdu Uitgevers 2005.

Brunner& De Jong 2004

C.J.H.Brunner& G.T. de Jong, Verbintenissenrechtalgemeen. Studiereeks Burgerlijk recht, Deventer: Kluwer 2004.

LeClercq 1757

P.le Clercq, Algemeene verhandeling van deheerschappyder zee en een compleet lichaam van de zee-rechten,Amsterdam: Dirk onderde Linden 1757.

Commelin1726

C.Commelin, Beschryvinge van Amsterdam,Amsterdam:Andries van Damme, Johannes Ratelband, De Weduwe A. van Aaltwyk, enHermanusUyterwerf 1726.

Committee of Experts ILO1974

Report of the Committee of Experts on theApplication of Conventions and Recommendations, Summaryof Reports on Ratified Conventions (Articles 22 and 35 of theConstitution). Report III (Part 1A), Genève:International Labour Office1974 <www.ilo.org>.

Committee of Experts ILO2003

Report of the Committee of Experts on theApplication of Conventions and Recommendations, GeneralSurvey of the reports concerning the Protection of WagesConvention (No. 95) and the Protection of Wages Recommendation (No.85), 1949,Genève: International Labour Office 2003<www.ilo.org>.

Committee of Experts ILO2006

Report of the Committee of Experts on theApplication of Conventions and Recommendations, GeneralReport and observations concerning particular countries(articles 19, 22 and 35 of the Constitution). Report III (Part 1A),Genève:International Labour Office 2006 <www.ilo.org>.

Committee of Experts ILO2007

Report of the Committee of Experts on theApplication of Conventions and Recommendations, IndividualDirect Request concerning Protection of Wages Convention,1949 (No. 95) Belgium (ratification: 1970) Submitted: 2007,Genève:International Labour Office 2003; Document No. (ilolex): 092007BEL095,<www.ilo.org/ilolex>.

Committee of Experts ILO2008

Report of the Committee of Experts on theApplication of Conventions and Recommendations, GeneralReport and observations concerning particular countries(articles 19, 22 and 35 of the Constitution). Report III (Part 1A),Genève:International Labour Office 2008 <www.ilo.org>.

Cwik & Wieland 2010

T. Cwik & V. Wieland,‘KeynesianGovernment Spending Multipliers and Spillovers in the EuroArea’, ECB Workingpapers 2010, nr. 1267.

Delsen 2000

L. Delsen, Exitpoldermodel? Sociaal-economischeontwikkelingen in Nederland,Assen:Koninklijke Van Gorcun 2000.

Diephuis1853

G.Diephuis,‘Art. 448 Wetboek van Koophandel’, in: A. Oudeman& G. Diephuis (red.), Opmerkingen enmededelingen betreffende hetNederlansch regt (Jaargang 9), GroningenL J.B. Wolters 1853,p. 53-64.

VanDrongelen & Fase 2007

J.vanDrongelen & W.J.P.M. Fase, Individueelarbeidsrecht. Deel 1. De overeenkomsten tot het verrichten van arbeid.Vakantieen verlof, Zutphen: Paris 2007

Drucker1898

H.L.Drucker, Ontwerp van wet tot regeling van dearbeidsovereenkomst. Memorie van toelichting, Den Haag:Departement vanJustitie 1898.

Earle& Sabirianova 2000

J.S. Earle & K.Z. Sabirianova, Equilibrium Wage Arrears: A Theoretical andEmpirical

Analysis of InstitutionalLock-In, Bonn: IZADiscussion Papers (nr. 196) 2000.

Earle & Sabirianova2002.

J.S. Earle & K.Z. Sabirianova,‘How Lateto Pay? Understanding Wage Arrears in

Russia’, Journalof Labor Economics 2002-20(3), p. 661-707.

Earle & Sabirianova2004

J.S. Earle & K.Z. Sabirianova, Contract Violations, Neighborhood Effects,and Wage Arrears in Russia,Bonn:IZADiscussion Papers (nr. 1198) 2004.

Eurofound- Portugal 2009

Eurofound–Portugal, ‘DelayedPayment of Wages, Dublin:Eurofound (Europese Stichting tot Verbetering van de Levens- enArbeidsomstandigheden) 2009,<www.eurofound.europa.eu/emire/PORTUGAL/DELAYEDPAYMENTOFWAGES-PT.htm>

Franke1996

M.E.Franke, Kort verklaard, Arnhem:Gouda Quint1996.

Gardawski2002

J.Gardawski,‘Delays in payment of wages increase’, Dublin:Eurofound (Europese Stichting totVerbetering van de Levens- en Arbeidsomstandigheden) 2002,<www.eurofound.europa.eu/eiro/2002/10/inbrief/pl0210105n.htm>.

VanGlins 1678

T.van Glins,‘Aenmerckingen ende bedenckingen over de zee-rechten, uyt hetPlaccaet vanKoninck Philips’ (Amsterdam: Joost Pluymer 1665), in: A.Vander Storck, ‘t Boek der zee-rechten,Amsterdam: Abelvan der Storck 1678.

Global Wage Report ILO2009

Global Wage Report, Update2009, Genève: ILO 2003<http://www.ilo.org/global/about-the-ilo/press-and-media-centre/news/WCMS_116500/lang--en/index.htm>.

VanGoudoever 1905

H.vanGoudoever, Bijdragen tot de leer derzaakwaarneming (diss. Leiden), Leiden: S.C. van Doesburgh1905.

Gribnau1998

J.L.M.Gribnau, Rechtsbetrekking enrechtsbeginselen in het belastingrecht. Rechtstheoretischebeschouwingen overnavordering, toezegging en fiscale vaststellingsovereenkomst,Deventer:Gouda Quint 1998.

Vander Grinten 1978

W.C.L.van derGrinten, Redelijkheid en billijkheid inhet overeenkomstenrecht (Mededelingen der KoninklijkeNederlandse Akademievan wetenschappen, afd. Letterkunde. Deel 41, nr. 1), Amsterdam:Noord-Hollandsche Uitgeversmaatschappij 1978.

Vander Grinten/Bouwens & Duk 2008

W.H.A.C.M.Bouwens & R.A.A. Duk, Van derGrinten. Arbeidsovereenkomstenrecht, Deventer: kluwer 2008.

Harryvan,Van der Harst& Volten 2004

A.G.Harryvan, J. van der Harst & P.M.E. Volten, Internationaleorganisatie: samenwerking enregimevorming in de internationale betrekkingen, Assen:Koninklijke VanGorcun 2004.

Heermavan Voss 2008

G.J.Heerma van Voss (red.), Decentwork op de agenda : Nederland en de normen van de InternationaleArbeidsorganisatie, ‘s-Gravenhage: Ministerie vanSoziale Zaken enWerkgelegenheid 2008.

Vander Heijden 1999

P.F.van derHeijden, ‘Handhaving van ILO-(minimum)normen’, in:N. Sybesma-Knol & P.F.van der Heijden, Rol en betekenis van derechtsontwikkeling in de ILO (Mededelingen van de NederlandseVerenigingvoor Internationaal Recht 1999), Deventer: Kluwer 1999.

Vander Heijden 2008

P.F.van derHeijden, ‘Inleiding’, in: G.J. Heerma van Voss(red.), Decent work op deagenda : Nederland en de normen van de Internationale Arbeidsorganisatie,‘s-Gravenhage: Ministerie van Soziale Zaken enWerkgelegenheid 2008, p. 11-12.

Vander Heijden, Van Sloten & Verhulp 2008 (T&CArbeidsrecht)

P.F. van derHeijden, J.M. van Sloten & E. Verhulp, Arbeidsrecht.Tekst en commentaar, Deventer: Kluwer 2008.

Heijmae.a. 2010

J.Heijmae.a., Rechtshandeling en overeenkomst.Studiereeks burgerlijk recht nr. 3, Deventer: Kluwer 2010.

Heirbaut 2005

D.Heirbaut, Privaatrechtsgeschiedenis van deRomeinen tot heden, Gent: AcademiaPress 2005.

Hesselink1999

M.W.Hesselink, De redelijkheid en billijkheidin het Europese privaatrecht, Deventer: Kluwer 1999.

Vander Hoeven 1840

P.van der Hoeven,‘Bijdrage tot de geschiedenis van het Nederlandsche Zeeregt,en manier vanprocederen in dergelijke zaken, bijzonder met betrekking tot de stadRotterdam’, in: C.A. van der Tex & J. van Hall, Nederlandsche jaarboeken voor regtsgeleerdheid enwetgeving (Deel2), Amsterdam: Johannes Müller 1840, p. 553-512.

Hoogendijk1999

B.Hoogendijk,De loondoorbetalingsverplichtinggedurende het eerste ziektejaar (diss. Rotterdam), Arnhem:Gouda Quint 1999.

Holtius1851

A.C.Holtius, Geschied- en regtskundigeverhandelingen,Utrecht: Van der Post Junior 1851.

Howard-Ellis 2003

C. Howard-Ellis, Theorigin, structure & working of the League of Nations,Clark(NewJersey):The Lawbook Exchange 2003.

IJdema& Broekhof 2009

L.IJdema& E. Broekhof, ‘Wettelijke verhoging en wettelijkerente in hetarbeidsrecht; loont stilzitten?’, ArbeidsRecht2009-43, p. 3-8.

ILO-newsletter 2002

ILO-newsletter, Virtual2002, Genève:International Labour Office 2002.<www.ilo.org/public/english/region/eurpro/budapest/download/newsletter_2002.pdf>.

International LabourOffice 1944

ILO, FuturePolicy, Programme and Status of the International Labour Organisation,Genève: International Labour Office 1944.

International LabourOffice 1948

ILO, RaportVI(c) (1). 31st Session. 1948, Genève:International Labour Office 1948.

International LabourOffice 1949

ILO, Agriculturalwages and incomes of primary producers, Genève:International Labour Office1949.

International LabourOffice 1995

ILO, TheILO in the service of social progress: a workers’ educationmanual, Genève:International Labour Office1995.

International LabourOffice 1998

ILO, TheILO in the service of social progress: a workers’ educationmanual, Genève:International Labour Office1998.

Jacobs, Massuger &Plessen (Mon.Nieuw BW B-85) 1997

A.T.J.M. Jacobs, P.M.M. Massuger &W.G.M.Plessen, Monografieen Nieuw BW. Titel7.10. Dearbeidsovereenkomst (nr.B-85), Deventer: Kluwer 1997.

Jörg& Kelk 2001

N.Jörg &C. Kelk, Strafrecht met mate,Arnhem:Gouda Quint 2001.

Jouza2005

L.Jouza,‘Nový zákon o inspekcipráce, úcinný od 1. cervence 2005’,Práce a mzda 2005-7,< http://www.mzdovapraxe.cz/archiv>.

Keizer2008

A.Keizer, ‘DeDecent Work agenda. Een schets’, in: G.J. Heerma van Voss(red.), Decentwork op de agenda : Nederland en de normen van de InternationaleArbeidsorganisatie, ‘s-Gravenhage: Ministerie vanSoziale Zaken enWerkgelegenheid 2008, p. 13-21.

Kelk2005

C.Kelk, Studieboek materieel strafrecht,Deventer: Kluwer 2005.

Klomp2000

R.Q.J.Klomp,‘Inleiding’, in: R.Q.J. Klomp e.a., Heteigen gezicht van het handelsrecht (Preadvies van deverenigingHandelsrecht), Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink.

Klosse& Noordam 2010

S.Klosse& F.M. Noordam, Socialezekerheidsrecht,Deventer: Kluwer 2010.

Kooijmans2008

P.H.Kooijmans,Internationaal publiekrecht invogelvlucht, Deventer: Kluwer 2008.

Kortmann2008

C.A.J.M.Kortmann, Constitutioneel recht,Deventer: Kluwer 2008.

Kroock1664

F.Kroock, ‘t Boek der zee-rechten,Middelburg:François Kroock 1664.

Kuddo 2009

A. Kuddo, LaborLaws in Eastern European and Central Asian Countries: Minimum Norms andPractices (Social Protection discussion paper nr. 0920,Human DevelopmentNetwork), WachingtonD.C.:The World Bank 2006.

Kuyper1907

A.Kuyper, Ons Program, Hilversum:Höveker &Wormser 1907.

Vander Leeuw 1857

C.M.van derLeeuw, Over de tucht op dekoopvaardijschepen (diss. Leiden), Leiden: Jacques Hazenberg,Cornelis zoon1857.

VanLeeuwen 1658

S.vanLeeuwen, Batavia Illustrata, Ofteverhandelinge vanden oor?pronk, voortgank, zeden, eere, staat engodsdien?t vanOud Batavien, mitgsgaders van den Adel en Regeringe van Holland,Den Haag:Johan Veely, Johan Tongerloo & Jaspers Dolly 1658.

Lehmann & Wadsworth2006

H. Lehmann & J. Wadsworth,‘Wage Arrearsand Inequality in the Distribution of Pay: Lessons from Russia, in: S.W. Polachek & O. Bargain(red.), Aspectsof Worker Well-Being (Research in LaborEconomics, Volume 26), Bingley: Emerald GroupPublishing Limited2006, pp.125-155.

Lokin 2003

J.H.A. Lokin, Prota.Vermogensrechtelijkeleerstukken aan de hand van Romeinsrechtelijke teksten,Groningen: Chimaira BV 2003.

Lokin& Zwalve 2001

J.H.A.Lokin& W.J. Zwalve, Hoofdstukken uit deEuropese codificatiegeschiedenis, Deventer: Kluwer 2001.

Maeijer1962

J.M.M.Maeijer,Matiging van schadevergoeding (diss.Nijmegen), Breda: Louis Vermijs 1962.

Maeijer2009

J.M.M.Maeijer, ‘Billijkheid in het Burgerlijk recht. Hoofdstuk 1’,in: C.D.J. Bulten, C.J.H.Jansen & G. van Solinge, Verspreidegeschriften van J.M.M. Maeijer, (Serie vanwege het Van derHeijdenInstituut, nr. 100), Deventer: Kluwer 2009, p. 37-53.

Margadant2001

M.Margadant,‘Oproepingsvereisten en wettelijke verhoging: een rondjelangs de velden’, ArbeidsRecht2001-66.

DeMeester 1855

G.A.DeMeester, ‘Karel V en zijne Plakkaten’, in: J. vanHall & B.J. Lintelo deGeer, Nieuwe bijdragen voorregtsgeleerdheid en wetgeving (Deel 5), Amsterdam: JohannesMüller 1855, p.241-306.

Le Moin de L’espine/Le Long1780

I. le Long, J. leMoin de L’espine. Dekoophandel van Amsterdam naer alle gewesten der wereld,Rotterdam: J. Bosch, J. Burgvliet, R. Arrenberg, H. Beman, A. Lozel1780.

Molenaar1957

A.N.Molenaar, Arbeidsrecht, Tweede Deel. Hetgeldende recht, Zwolle : W.E.J. Tjeenk Willink 1957.

MPSV2009

Ministerstvoprácea sociálních vecí Ceskérepubliky, Inspekcepráce v Ceské republice, 2009. <www.suip.cz/publicace>.

Murray 2001

J. Murray, TransnationalLabour Regulation: The ILO and EC Compared. Studies in Employment andSocialPolicy, ‘s-Gravenhage: Kluwer Law International2001.

Nieuwenhuise.a. 2007 (T&C Vermogensrecht).

Nieuwenhuise.a., Vermogensrecht. Tekst en commentaar,Deventer: Kluwer 2007.

VanNispen (Mon.Nieuw BW A-11) 2003

C.J.J.C.vanNispen, Monografieen Nieuw BW. Sanctiesin het vermogensrecht (nr. A-11), Deventer: Kluwer 2003.

Office of the LegalAdviser 2011

Office of the Legal Adviser, Manualfor drafting ILO instruments,Genève: International Labour Office 2011<www.ilo.org/public/english/bureau/leg/>.

Olivier1839

N.Oliver, Het Zeeregt van vroegeren en laterentijd,Den Haag: J. van der Beek 1839.

Vanden Oudenalder 1977

J.van denOudenalder, ‘Artikel 1638q BW en de praktijk vanalledag’, Prg. 1977, p.289-290.

VanOven 1948

J.C.van Oven,Leerboek van Romeinsch privaatrecht,Leiden: E.J. Brill 1948.

Pennings2006

F.J.L.Pennings, Nederlandssocialezekerheidsrecht in een internationale context(Monografieën SociaalRecht-35), Deventer: Kluwer 2006.

Perinelli & Beker2010

B. Perinelli & V. A. Beker,‘Overtime doesnot pay. A comparative analysis of wages in 23 countries in times ofrecession.’ Quarterly Wageindicatorreport, Amsterdam:WageindicatorFoundation 2010, p.1-20. <www.wageindicator.org>.

Pichrt & Štefko 2010

J. Pichrt & M. Štefko, Labor law in Czech Republic, Alphen aan denRijn:Kluwer Law International 2010.

Pitlo/Reehuis e.a. 2006

W.H.M. Reehuis e.a., Pitlo.HetNederlands burgerlijk recht. Deel 3. Goederenrecht,Deventer: Kluwer 2006.

Poelstra1996

J.Poelstra, Luiden van een andere beweging.Huishoudelijke arbeid in Nederland, 1840-1920, Amsterdam: HetSpinhuis1996.

Politakis 2002

G.P. Politakis, ‘Background andgeneralinformation’, in: Paying attentiontowages (Labour Education 2002/3 nr. 128), Genève:International LabourOffice 2001, p. 1-16.

Vander Pot/Elzinga & De Lange 2006

D.J.Elzinga& R. de Lange, Van der Pot. Handboekvan het Nederlandse staatsrecht, Deventer: Kluwer 2006.

Report Commission onInternational Labor Legislation 1919

Report of the Commission on InternationalLabor Legislation, March 24, 1919,

Box 41
,John Tresidder Sheppard Papers, in: C.K. Akpokavie, ILOCentury Project. Tripartism, socialdialogue and democracy, Genève: InternationalInstitute for Labour Studies.

Report Working Party 2001

Report of the WorkingParty on Policy regarding the Revision of Standards, Genève: International LabourOffice 2001.

Rooseboom1665

G.Rooseboom, Requeil van ver?cheyde keuren, enco?tumen.Mitsgaders maniere van procederen binnen de stadt Amsterdam,Amsterdam: IanHendricks 1665.

Rose 1998

R. Rose, Gettingthings done in an antimodern society: social capital networks in Russia (Studiesin public policy nr. 304), Glasgow:Centre for the Study of Public Policy 1998.

Schaepman1887

P.J.M.Schaepman, Iets over den rechtstoestandder dienstboden en werklieden (diss. Leiden), Zwolle: J.M.W.Waanders 1887.

Schalken& Mul 1997

T.M.Schalken& S.W. Mul, Het nieuwe wetboek vanstrafvordering van de Nederlandse Antillen en van Aruba (1997).Bronnenpublicatie. Deel 1: Parlementaire stukken, Deventer:Gouda Quint1997.

Scholten1949

P.Scholten,‘Kenmerken van recht’, in: P. Scholten &G.J. Scholten, Verzamelde geschriften vanwijlen Prof. Mr.Paul Scholten, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1949.

Schoute1892

P.H.Schoute, Het Truck-stelsel (diss.Groningen),Groningen: J.B. Wolters 1892.

Schwitterse.a. 2008

R.J.S.Schwitters e.a., Recht en samenleving inverandering, Deventer: Kluwer 2008.

Serlippens2007

M.Serlippens,Plichten en bevoegdheden van sociaalinspecteurs, Mechelen: Wolters Kluwer Belgium N.V. 2007.

Simpson 1994

W.R. Simpson, ‘The ILO andTripartism: SomeReflections’, MonthlyLabor Review 1994-117.

Somavia 1999

J. Somavia, Report of theDirector-General: Decent Work, Genève: International Labour Office1999,<www.ilo.org/public/english/standards/relm/ilc/ilc87/rep-i.htm>.

Spruit2003

J.E.Spruit, Cunabula iuris.Elementen van het Romeinse recht, Deventer: Kluwer 2003.

Vander Storck 1678

A.van derStorck, ‘t Boek der zee-rechten,Amsterdam: Abel van der Storck 1678.

Sula2009

P.Sula,‘Employers held to account for late payment ofwages’, Institute of PublicAffairs, Dublin: Eurofound(EuropeseStichting tot Verbetering van de Levens- en Arbeidsomstandigheden)2009,<http://www.eurofound.europa.eu/eiro/2009/08/articles/pl0908019i.htm>.

Sybesma-Knol 1999

N. Sybesma-Knol. ‘Rechtsontwikkelingbinnen de Internationale Arbeids Organisatie’, in:Rol en betekenis van derechtsontwikkeling in de ILO (Mededelingen van de NederlandseVerenigingvoor Internationaal Recht 1999), Deventer: Kluwer 1999.

Tanja1991

G.J.Tanja,‘De Volkenbond’, in: A. Eyffinger (red), Compendiumvolkenrechtsgeschiedenis, ‘s-Gravenhage: T.M.C.Asser Press 1991, p.182-197.

Thomann 2011

L. Thomann, Steps toCompliance with International Labour Standards. TheInternational Labour Organization (ILO) and the Abolition of ForcedLabour,Wiesbaden:Springer Fachmedien Wiesbaden 2011.

Tomev 2011

L. Tomev, ‘Overdue wages are paidafterinspectors’ visits’, Institute for Social and TradeUnion Research, Dublin: Eurofound(Europese Stichting totVerbetering van de Levens- en Arbeidsomstandigheden) 2011,<www.eurofound.europa.eu/eiro/2011/02/articles/bg1102011i.htm>.

Ukraine Country Employment Policy Review ILO 1997

Employment and Labour Market Policies BranchCentral and Eastern European Team ILO, CountryEmployment Policy Review Ukraine,Genève: ILO 1997.

Vanachter2005

O.Vanachter,‘Arbeidsrecht en strafrecht’, in: F. Verbruggene.a., Strafrecht als roeping. Liber amicorumLieven Dupont (Samenleving,Criminaliteit & strafrechtspleging nr. 31A), Leuven: LeuvenUniversityPress 2005, p. 115-124.

?????????2010

?.?.?????????, ????????-???????? ?????????????? ? ?????????? ?????????? ?????: ?? ?????????? ??????????????????????????????, Moskou: ???????????, 2010.

Verburg1949

G.Verburg, De vrijwillige zaakwaarneming. Enigetheoretische en practische beschouwingen (diss. AmsterdamVU), Amsterdam:Kampert en Helm 1949.

Veegens1893

J.D.Veegens,Staatscommissie van Arbeidsenquête, Gevolgtrekkingenuit de arbeidsenquête in het noordoostelijk deel des lands,Haarlem: H.D.Tsjeenk Willink 1893.

Verwer1711

A.Verwer, Nederlants seerechten, avaryen enbodemeryen,Amsterdam: Jan Boom 1711.

Voorduin1841

J.C.Voorduin,Geschiedenis en beginselen derNederlandsche wetboeken. Deel IX.Wetboek van Koophandel. Deel II. Art. 230-542, Utrecht:Robert Natan 1841.

DeVries & Molster 1859

A.de Vries& J.A. Molster, ‘Het Ontwerp-Wetboek van Koophandelvan 1809’,in: A. de Vries &J.A. Molster (red.) Magazijn vanhandelsrecht (Deel 1), Amsterdam: Gebroeders Kraay 1859, p.73-82.

DeVries 1864

A.de Vries,‘Art. 448 Wetboek van Koophandel’, in: A. de Vries& J.A. Molster (red.) Magazijn vanhandelsrecht (Deel 6),Amsterdam: Gebroeders Kraay 1864, p. 35-41.

Wagenaar1767

J.Wagenaar, Amsterdam, in zyne opkomst, aanwas,geschiedenissen, voorregten, koophandel, gebouwen, kerkenstaat,schoolen,schutterye, gilden en regeeringe (Deel 3), Amsterdam: Yntemaen Tieboel1767.

Wagenaar1768

J.Wagenaar, Amsterdam, in zyne opkomst, aanwas,geschiedenissen, voorregten, koophandel, gebouwen, kerkenstaat,schoolen,schutterye, gilden en regeeringe (Deel 13), Amsterdam:Yntema en Tieboel1768.

Weytsen1697

Q.Weytsen, Tractaat van Avaryen,Amsterdam:Hencrick, en Weduwe van Dikck Boom 1697.

Vander Wiel-Rammeloo 2008

D.V.E.M.vander wiel-Rammeloo, De dienstbetrekking indrievoud. Het bereik in arbeidsrecht, fiscaal recht ensocialeverzekeringsrecht(Fiscale Monografieën nr. 127), Deventer: Kluwer 2008.

Elektronische bronnen

http://basiszinssatz.info/

http://dataportal.epicurus.wageindicator.org

http://net.lib.byu.edu/~rdh7/wwi/versailles.html

http://plarmy.org/advokat/RepoDepoUrok.htmlwww.allesovermarktonderzoek.nl/Extra/Steekproef.aspx

www.arag.nl/over-arag/pers/nieuwsoverzicht/2009/Geen+loon+ontvangen+Onderneem+snel+actie

www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/arbeid-sociale-zekerheid/cijfers/default.htm

www.elfri.be/strafbepaling-wanbetaling-loon

www.iisg.nl/hpw/calculate-nl.php

www.ilo.org/global/about-the-ilo/how-the-ilo-works/departments-and-offices/lang--en/index.htm

www.ilo.org/global/about-the-ilo/how-the-ilo-works/governing-body/lang--en/index.htm

www.ilo.org/global/about-the-ilo/how-the-ilo-works/international-labour-conference/lang--en/index.htm

www.ilo.org/global/about-the-ilo/who-we-are/international-labour-office/lang--en/index.htm

www.ilo.org/ilolex/cgi-lex/convde.pl?C095

www.ilo.org/ilolex/cgi-lex/ratifce.pl?C095

www.ilo.org/ilolex/english/convdisp1.htm

www.ilo.org/ilolex/english/iloconst.htm

www.ilo.org/public/dutch/region/eurpro/brussels/bruxelles/objectifs.htm

www.ilo.org/public/english/standards/relm/ilc/ilc-so.htm

www.lawmix.ru/bux/64042

www.mpsv.cz/files/clanky/11063/Vysledkykontrol.pdf

www.panelinzicht.nl/index.php/nl/panels/steekproefcalculator.html

www.sociaalfondstaxi.nl/cao/cao-controle/vonnissen

www.thesistools.com/web/?id=242850

www.vectorprava.ru/law/criminal/uk

Overigebronnen

KoninklijkeCourant 21 november 1808, nr. 282.

The St. PetersburgTimes 21 April 2009, ‘Half aMillion Russians Affected by Growing Wage Arrears’ (Reuters).

Bronnenter illustratie

M.Dielens-Jansen, Dienstboden, de ergste plaagdes levens, Amsterdam: Ph. C. Busman Cornelius 1858.

A.J. Servaasvan Rooyen, ‘Meesteresse en dienstbode’, DeHollandsche lelie (26-1), 1912.

Geraadpleegde Jurisprudentie

HogeRaad der Nederlanden

HR21 november1919, NJ 1920, p. 65 (Vander Sluys/Heemskerk).

HR 9 februari 1923, NJ1923, 676 (Artist de Laboureur).

HR29 november1923, NJ 1924, 129.

HR11 januari1924, NJ 1924, 293 (Pollaert/GemeenteHeer).

HR20 november1925, NJ 1926, p. 164 (Paleis voor Volksvlijt/Roemer).

HR26 juni1931, NJ 1931, p. 1424 (Spanjersberg/De Brey).

HR19 november1948, NJ 1949, 86 (DeKock/J.B. van Heijst & Zonen).

HR28 april1950, NJ 1951, 54.

HR14 november1952, NJ 1953, 153 (Maaskant/DeOude).

HR18 december1953, NJ 1954, 242 (Zaal/Gossink).

HR11 februari1955, NJ 1955, 220 (Fabron/Pastoor).

HR15 november1957, NJ 1958, 67 (Baris/Riezenkamp).

HR13 december1957, NJ 1958, 35 (Zwarthoofd/Parool).

HR1 december1961, NJ 1962, 79 (Stripteasedanseres).

HR22 juni1962, NJ 1963, 53 (Bokking/Speelman).

HR6 november1964, NJ 1965, 88 (Kervel/Deelen).

HR19 mei1967, NJ 1967, 261 (Saladin/HBU).

HR17 november1978, NJ 1979, 140 (Thuis-Ponstypiste).

HR23 april1982, NJ 1982, 335.

HR17 april1984, NJ 1985, 18 (Animeermeisjes).

HR8 maart1986, NJ 1968, 142.

HR16 januari1970, NJ 1970, 156 (DeBoer/De Leidsche Courant).

HR13 november1970, NJ 1971, 78 (concl. A-G VanOosten; m.nt. G.J. Scholten) (Hillebrand/Keuter).

HR21 december1973 (Het Botermeisje/Te Vruchte).

HR15 april1977, NJ 1977, 513 (VanBelleghem/Mabesoone).

HR5 januari1979, NJ 1979, 207 (concl. A-G TenKate; m.nt.P.A. Stein) (Swaen/Van Hees).

HR 23 mei 1980, NJ1980, 503 (HazewindKledingindustrie/Plekker).

HR 23 mei 1980, NJ1980, 633 (Manpower/Sie).

HR 14 mei 1982, NJ1982, 604 (Uniforce/Ozpekmezci).

HR1 juli1982, NJ 1983, 45 (concl. A-GFranx)(Van den Brink/Thalen).

HR25 februari1983, NJ 1983, 630 (Beerman/VanRaamsdonk).

HR13 mei1983, NJ 1983, 714 (Jongkind/Christiaans).

HR28september 1984, NJ 1985, 245 (Stichting Europahuis/Vertommen).

HR 26 april 1985, NJ1985, 663 (concl. A-G Mok) (Steur/Cats).

HR6 december1985, RvdW 1986, 5 (Vander Leelie/Benton & Bowles).

HR13 december1985, NJ 1986, 293 (concl. A-G Mok)(Nieuwkoop/Van Drunen).

HR3 januari1986, NJ 1986, 700 (Rolkens/Rada).

HR2 mei 1986,NJ 1986, 625 (Farouk/VanAntwerpen).

HR24 oktober1986, NJ 1987, 293 (Slijkoord/Hekkema).

HR 10 april 1987, NJ1988, 5 (Meuleman/HagemeyerServices).

HR10 april1987, NJ 1988, 148 (Nieuwegein/GCN1).

HR8 juli1987, NJ 1988, 104 (mr.Loeffen q.q./Mees & Hope).

HR8 juli1987, NJ 1988, 237 (concl. A-G Mok)(Boers/Bemo).

HR2 oktober1987, NJ 1988, 233 (Pons/Meerman).

HR13 november1987, NJ 1988, 254.

HR13 november1987, NJ 1989, 698 (StichtingCentrum Sint Bavo/Gielen).

HR25 maart1988, NJ 1988, 682 (Wing/Wehrmeijer).

HR27 mei1988, RvdW 1988, 107 (DenHartogh InternationaleTanktransporten/Luit).

HR7 oktober1988, NJ 1989, 56 (Vaassen/StichtingSOV Catering Services).

HR7 oktober1988, NJ 1989, 240 (Boode/Hoheisel).

HR25 januari1991, NJ 1991, 597 (concl. A-GKoopmans) (Westerweel &Weststrate/Lindhout).

HR18 oktober1991, NJ 1992, 3 (DeJong/Beyersbergen).

HR11 oktober1996, NJ 1997, 202 (Laffeber/Borm).

HR17 januari1997, NJ 1997, 222 (GeerlofsKoeltechniek/Meinsma).

HR28 maart 1997,NJ 1997, 438 (StichtingZorg voor Bejaarden/Deurenberg).

HR12 december1997, NJ 1998, 208 (Stein-Driessen/omgevallenkraan).

HR9 januari1998, NJ 1998, 363 (GemeenteApeldoorn/Duisterhof).

HR6 maart1998, NJ 1998, 527 (Stokkermans/MaatschapKuijken en Asselbergs).

HR8 mei 1998,NJ 2000, 81 (ManagementConsultants Europe/Schoenmaker-Wyrwich c.s.).

HR28 mei1999, NJ 1999, 509 (Huijerjans/TransportbedrijfJac. Kuypers).

HR25 februari2000, NJ 2000, 471 (FNV/Maas).

HR19 januari2001, NJ 2001, 264 (Gerrits/Johande Bie).

HR12 oktober2001, NJ 2001, 635 (Bethesda/Vander Vlies).

HR15 november2002, NJ 2002, 60 (Sietses/Sneek).

HR31 oktober2003, NJ 2004, 113 (VosLogistics/Van Boven q.q.).

HR 31 oktober 2003, NJ2004, 680 (Put/Frenaij).

HR12 december2003, NJ 2004, 139 (VanDuiven/Boks).

HR2 april2004, NJ 2006, 212 (concl. A-G DeVries Lentsch-Kostense, m. nt. E. Verhulp) (DrankencentraleWaterland/Blakborn).

HR14 april2006, NJ 2007, 447 (Beurspromovendi).

HR14september 2007, RvdW 2007, 772 (x/Ventus Management).

HR 10 september 2010, LJNBM5754 (concl. A-G Wuisman) (x/JumboSupermarkten).

HR14 juni2011, NJ 2011, 504 (Mauricede Hond).

Hofvan Noord-Holland

HofvanNoord-Holland 19 februari 1852, Magazijnvan Handelsregt deel 2, p. 149.

Gerechtshoven

Hof‘s-Gravenhage 19 september 2003, LJNAN9633 (x/Zoeteman).

HofLeeuwarden28 mei 2008, JAR 2008, 293 (Pattiwael/Personenvervoer Groningen).

HofLeeuwarden20 januari 2009, RAR 2009, 54 (x/Arteflex).

HofArnhem 31maart 2008, LJN: BI2168 (Grond-Stuk/x).

HofAmsterdam29 november 2011, LJN: BU7815 (Marcova/x).

Hof’s-Hertogenbosch 1 mei 2012, JAR 2012, 168 (m. nt. I.Janssen).

CRvB

CRvB29 mei1996, RSV 1997, 9.

CRvB26januari 1999, LJN AA3580.

CRvB14 maart2003, RSV 2003, 114.

Rechtbanken

RbAmsterdam16 maart 1841, Regtsgeleerd Bijblad1841, p. 345.

RbAmsterdam14 december 1843, W. 471.

RbAmsterdam30 juni 1843, Magazijn van Handelsregtdeel 2, p. 148, Regtsgeleerd BijbladVII, 11 (Axim).

RbAmsterdam20 april 1854, Regtsgeleerd BijbladIV, p. 312 (Desertie van een schepeling).

RbAmsterdam28 juni 1854, Regtsgeleerd BijbladIV, p. 523 (Met geweld afgedwongen loon).

RbAmsterdam29 september 1854, Regtsgeleerd BijbladIV, p. 495 (‘t Barkschip Europa).

RbAmsterdam 8februari 1855, Magazijn van Handelsregtdeel 2, p. 141.

RbAmsterdam10 juli 1855, Regtsgeleerd BijbladV,p. 480 (Clora Henriette).

RbAmsterdam24 juli 1855, Magazijn van Handelsregtdeel 2, p. 150 (Pomona).

RbAmsterdam24 juli 1855, Regtsgeleerd BijbladVI, p. 52 (Inhouding wegens een kist kaasen duizend bakstenen).

RbAmsterdam20 december 1855, Regtsgeleerd BijbladVI, p. 280 (Jeanette Philippine)

RbRotterdam29 oktober 1856, Magazijn van Handelsregtdeel 2, p. 150 (Maria Diederika).

RbAmsterdam 4December 1856 Regtsgeleerd BijbladVIII, p. 181 (Nehalennia).

RbArnhem 7mei 1863, Regtsgeleerd Bijblad 14,p.99.

RbZwolle 24juni 1903, W. 8064.

RbRotterdam28 november 1910, W. 9114 (Ruitenberg/Van den Bergh).

RbRotterdam18 november 1912, Recht. Besl. Arbeidsov.V, nr. 19-20 (Rotterdamse dienstbode).

RbHeerenveen9 april 1915, Recht. Besl. Arbeidsov.V nr. 9-10, II (Meesters c.s/J. Wichersonen Zoon).

RbRotterdam29 november 1920, Recht. Besl. Arbeidsov.X nr. 1 en 2 (De Greeve/Schim van derLoeff).

RbGroningen19 oktober 1922, Recht. Besl. Arbeidsov. XI nr. 13 en 14.

Rb‘s-Hertogenbosch 27 januari 1922, Recht.Besl. Arbeidsov. X nr. 17 en 18 (DeJongh/Hoevenaars).

RbRotterdam 8maart 1922, NJ 1923, p. 1072 (Kalkman/Jalink q.q.).

RbRotterdam24 november 1922, W. 10798.

Rb‘s-Gravenhage 3 oktober 1922, Recht.Besl. Arbeidsov. XI nr. 3 en 4, III (Meyer/Cahen’sKleedingmaatschappij).

RbGroningen19 oktober 1922, Recht. Besl. Arbeidsov.XI nr. 13 en 14.

RbHaarlem 14december 1926, NJ 1927, p. 1066 (Mulder/Streletzky).

RbAmsterdam21 december 1928, NJ 1929, p. 493 (Koninkrlijke Hollandsche Lloyd/L.J.H.).

RbRotterdam 9april 1930, NJ 1930, p. 902 (Jührend/Houtvaart).

Rb‘s-Gravenhage 1 juni 1933, NJ1933,p. 1494 (Haagsche Buurtspoorwegen/Bolland).

Rb‘s-Gravenhage 18 januari 1934, W.12811 (Holl. Industrie enHandelsmij/Besançon).

RbBreda 10april 1934, Recht. Besl. Arbeidsov.XX no 12. (Van Besouw/Bachman).

RbRotterdam26 oktober 1936, NJ 1937, 770 (Meddens & Zoon/Keizer).

Rb‘s-Gravenhage 29 oktober 1940, NJ1941,48 (Blom/Theunissen).

RbRoermond 30januari 1975, Prg. 1976, Prg. 1976, 1084 (Nass/Klaassen).

Rb‘s-Gravanhage 5 november 1975, NJ1978, 12 (Nederlands Dans Theater/VanWoerkom).

RbRoermond 27maart 1980, Prg. 1980, 1523 (Achten/De Vezelpers).

Rb‘s-Hertogenbosch27 februari 1981, NJ 1982, 130 (De Boer/Tjaden Dental Depot).

RbZwolle 17juni 1982, Prg. 1983, 1921 (Slagter/Van Zanten).

RbUtrecht 7juli 1982, Prg. 1982, 1812 (Van Amerongen/A. Langerak Beheer).

RbAlkmaar 1december 1983, Prg. 1984, 2108 (Beekhuis/Bertrand-Vermolen Technics).

RbAmsterdam 4juli 1984, Prg. 1985, 2240 (De Lagh/Aziz).

Rb‘s-Hertogenbosch 26 oktober 1984, NJ1985, 897 (Chtioui/Doorne’sBedrijfswagenfabriek Daf).

RbAmsterdam13 februari 1985, Prg. 1985, 2305 (Herman/Max Factor).

RbAmsterdam 9april 1986, NJ 1987, 335 (Elship/Blaauw).

RbRotterdam13 juni 1986, Prg. 1986, 2545 (Pesireron/Van Duijvendijk en Van Overbeek).

RbHaarlem 23december 1986, Prg. 1987, 2717 (Hendriks/Hoogovens).

Rb‘s-Gravenhage 27 januari 1988, Prg.1988, 2909 (De Boer/RIB).

RbRotterdam 4november 1988, Prg. 1989, 2987 (Mauritz/Wagenborg Scheepvaart).

RbEindhoven14 november 1991, Prg. 1992, 3644 (Sieben/Augustinus van Egdom).

RbZwolle 6mei 1992, JAR 1992, 39 (Timmermans/Somers).

RbBreda 16juni 1992, Prg. 1992, 3760 (Van Manen/De Jong).

Rb‘s-Hertogenbosch 25 oktober 1996, JAR1996, 231 (Bouma/GIS Munsters).

Kantonrechters

Ktr.Apeldoorn18 augustus 1909, Recht. Besl. Arbeidsov. III nr. 23, 1 (Apeldoornseboekverkoper).

Ktr.Amsterdam1 april 1910, Recht. Besl. Arbeidsov.IV nr. 4, 4 (Verhoekcx/Mij. Electra).

Ktr.Amsterdam6 januari 1910, Recht. Besl. Arbeidsov.IV nr. 25-26, 4 (Hopman/Centraal Bureauvoor Muziek).

Ktr.Enschede2 april 1914, W. 9834 (Hulshoff/Maatschappij de Houthandel).

Ktr.Amsterdam29 oktober 1915, Recht. Besl. Arbeidsov.V nr. 3-4, V (Kramer/Tweede Noordhol.Tramweg Mij).

Ktr. Amsterdam 15 april 1919, Recht.Besl. Arbeidsov. VI, nr. 19-20.

Ktr.Terneuzen1 juli 1920, NJ 1920, p. 1035 (Drosten/Spoorwegmaatschappij Mechelen-Terneuzen).

Ktr.Amsterdam11 augustus 1920, Recht. Besl. Arbeidsov.IX nr. 15 en 16, X (Vakantie teScheveningen).

Ktr.Leiden 27juli 1921, Recht. Besl. Arbeidsov.Xnr. 9 en 10. (Meyer/Cahen’sKleedingmaatschappij).

Ktr.Groningen30 november 1922, Recht. Besl. Arbeidsov. XI nr. 13 en 14 (Bakker/Langedijk).

Ktr.‘s-Gravenhage 22 oktober 1924, W.11301 (Atibrijn/Joosten).

Ktr.Rotterdam29 december 1924, Recht. Besl. Arbeidsov. XIII nr. 5 en 6. (Jurgens/Glasblazerij “DeStruisvogel”).

Ktr.Zwolle 28april 1925, NJ 1926, p. 117 (Rietman/Woningstichting Samenwerking).

Ktr.Enschede12 november 1925, Recht. Besl. Arbeidsov.XIII nr. 21-22, V (Dotsch/Firma Tyn &Zoon).

Ktr.Amsterdam8 april 1926, Recht. Besl. Arbeidsov.XIV nr. 12.

Ktr.‘s-Gravenhage 27 januari 1932, NJ1932, p. 552 (Bolland/HaagscheBuurtspoorwegen).

Ktr.Rotterdam23 augustus 1932, NJ 1933, p. 1462 (Spoelstra/Boers).

Ktr.Amsterdam8 juni 1934, NJ 1935, p. 486 (Zwart/Sanders’ Rijwielfabriek“Serva”).

Ktr.Amsterdam26 september 1939, NJ 1940, 1005 (Nagel/Harreveld).

Ktr.Zuidbroek24 oktober 1940, NJ 1942, 24 (Tammeling/Scheepswerf Foxhol).

Ktr.Amsterdam6 januari 1942, NJ 1943, 147 (Baureijs/Gosman & Co.).

Ktr.Haarlem27 september 1946, NJ 1947, 295 (Kock/NS).

Ktr.Amsterdam14 maart 1950, NJ 1951, 316 (Van Dorth/Firma ETTI).

Ktr. Hoorn 18 april 1967, SMA1968, p. 139 (P.J.L./Spaarkas).

Ktr.Hoorn 20maart 1972 (Harinck/Oudejans).

Ktr.Hoorn 20maart 1972, Prg. 1974, 887 (Harinck/Oudejans).

Ktr.‘s-Gravenhage 7 september 1973, Prg.1973, 853 (Van Woerkom/Nederlands DansTheater).

Ktr.Tiel 6oktober 1976, Prg. 1977, 1148 (J.H.van W./Van der G. 's Tapijt- enMeubelcentrale).

Ktr.Amsterdam7 februari 1977 (De Klerk/De Volkskrant).

Ktr.Sittard 9juni 1978, Prg. 1979, 1328 (Vloedmans/Philips Gloeilampenfabrieken).

Ktr.Tilburg22 november 1978, Prg. 1980, 1428 (Janssen/Schoenmakers).

Ktr.Delft 25januari 1979, Prg. 1981, 1641 (M.D./Nutricia).

Ktr.Utrecht18 december 1981, Prg. 1982, 1701(m.nt. W. Hesseling) (DeHoop/Automobielbedrijf C. Schmieman).

Ktr.Arnhem 15februari 1982, Prg. 1983, 1921 (Bongers/RVS).

Ktr.‘s-Gravenhage 21 juli 1982, Prg.1983, 1870 (Plas/Enship Nederland c.s.).

Ktr.Venlo 3november 1982, NJ 1983, 559 (m. nt.W. Hesseling) (Korsten/ZiekenhuisVenlo).

Ktr.Bergen opZoom 5 januari 1983, Prg. 1983,1942(Vermunt/Roosendaalse VerwarmingsIndustrie).

Ktr.Leeuwarden 10 februari 1983, NJ1984,750 (Hageman/Stichting nieuw Toutenburg).

Ktr.Amsterdam1 mei 1987, Prg. 1987, 2716 (Hartman/Smith).

Ktr.Zaandam 7mei 1987, Prg. 1987, 2732 (Cohen/Forbo-Krommenie).

Ktr.Utrecht27 januari 1988, Prg. 1988, 2850 (Horsman/NCHP).

Ktr.Amsterdam26 oktober 1988, Prg. 1989, 2988 (Otten/Stichting Wareco).

Ktr. Tilburg 21 april 1988, Prg.1989, 3099 (Van Gool/Brabant Atelier).

Ktr.Amsterdam20 januari 1989, Prg. 1989, 3151 (Elings/Randon beveiligingen).

Ktr.Rotterdam15 februari 1989, Prg. 1989, 3057 (Van Herpen/Steijger en Zoon).

Ktr.Amsterdam21 augustus 1989, Prg. 1989, 3154 (Ash/HVA-Nederland).

Ktr.Hilversum4 september 1991, Prg. 1991, 3558 (Tiernagan/Broere Beheer).

Ktr.Utrecht21 april 1992, Prg. 1992, 3736 (Van Hoven/Apotheek Amerongen-Elst).

Ktr.Eindhoven10 december 1992, Prg. 1993, 3876 (Van der Meulen/Cemsto).

Ktr.Enschede17 juni 1993, Prg. 1993, 3971 (Tijhuis/Texim Electronics).

Ktr.Alkmaar24 december 1993, Prg. 1994, 4019 (Oosterbaan/Melkunie).

Ktr. Amsterdam 25 februari 1994, Prg.1994, 4080 (Clijdesdale/Sigma Coatings).

Ktr. Rotterdam 4 juli 1994, Prg.1994, 4157 (Do Rosario/Spido HollandInternational).

Ktr.Utrecht27 september 1995, Prg. 1996, 4471 (B/Hof van Dieren Pensioen).

Ktr.Dordrecht2 maart 1995, Prg. 1995, 4300 (Vondermans/Van der Gijp BarendrechtAdviesgroep).

Ktr.Enschede30 november 1995, Prg. 1996, 4452 (Sein/Bossink en Mosman Installatietechniek).

Ktr.Schiedam26 maart 1996, Prg. 1996, 4535 (Ari-Kaya/Akpinar).

Ktr. Almelo 24 juli 1996, Prg.1996, 4638 (Schoutese/Salland).

Ktr.Delft 13februari 1997, Prg. 1997, 4770.

Ktr.Almelo 20februari 1997, Prg. 1997, 4755 (Gielians/De Groot Wegenbouw).

Ktr. Enschede 31 juli 1997, Prg.1997, 4836 (Hasselo/AutoFischer BV).

Ktr. Dordrecht 11 januari 2001, JAR2001, 163 (Romijnsen-Losse/Kreko).

Ktr. Gouda 19 februari 2004, JAR2004, 77 (Douayar/Vergeeren Zonen).

Ktr. Zwolle 4 oktober 2005, JAR2005, 244 (Vlasman/StichtingIsala Klinieken).

Ktr.Leeuwarden 31 augustus 2007, RAR2007, 154.

Ktr.Zaandam12 februari 2009, Prg. 2009, 51 (x/Knap Transport).

Ktr. Haarlem 1 april 2009, LJNBI0269 (x/SuntrendKennemerland).

Ktr. Groningen 5 oktober 2011, LJNBU0326 (x/AccorHospitality).

België

Cass. 20 april 1977, R.W.1977-78, 1871, J.T.T. 1977, 180.

Cass. 25 april 1989, A.C.1988-89, 990.

Cass. 4 maart 2004, R. W 2003-2004, 1022.

Arbh.Brussel25 juni 2009,A.R.3.259/08.

RussischeFederatie

SupremeCourt Kabardië-Balkarië 31 oktober 2010, ???? ? 22-818 (???????/?????????????????/Teunova/Natalia Vasilyevna).

District Court Bessonovsky 13 september 2010, ???? ? 2-750/2010.

District Court Agach 29 september 2010, ???? ? 1-142/2010 (??????????.?Khabibulin M.Sh.).

District Court Giaginskiy 9 maart 2011,1-28/11, de (??????????.?./Bedanokov VA).

District Court Oeljanovsk 7 april 2011, ???? ? 1-26/11 (????????.?/Timoshin SA)

District Court Kalevala 8 april 2011, ???? ? 2/28-2011.

Verenigde Staten vanAmerika

Griffinv.Oceanic Contractors 458 U.S. 564, 102 S Ct. 3245, 73 L.ED.2d973.

Geraadpleegde Kamerstukken

KamerstukkenII1888/89, 110, nr. 2.

KamerstukkenII1888/89, 110, nr. 3.

KamerstukkenII1889/90, 16 nr. 1.

KamerstukkenII1903/04, 137 nr. 3.

KamerstukkenII1926/27, 166, nr. 3.

KamerstukkenII 1929/30 35, nr. 3.

KamerstukkenII1958/59, 5339. nr. 4.

KamerstukkenII1958/59, 5339. nr. 5.

KamerstukkenII1975/76, 7729, nr. 6-7.

KamerstukkenII1975/76, 14 029, nr. 1-3.

KamerstukkenII1976/77, 14 029, nr. 4.

KamerstukkenII1976/77, 14 029, nr. 5.

KamerstukkenII1978/79, 15571 nr. 1-2.

KamerstukkenII1979/80, 14 029, nr. 7.

KamerstukkenII1985/86, 19 286, nr. 3.

KamerstukkenII1993/94, 23 438, nr. 3.

KamerstukkenII1994/95, 23 900 XV, nr. 44.

KamerstukkenII2005/06, 30 678, nr. 3.

KamerstukkenII2007/08, 29 861, nr. 19.

Handelingen

HandelingenII1825/26, nr. V, p. 255.

HandelingenII1874/75, nr. 344.

HandelingenII1874/75, nr. 361.

HandelingenII1888,nr. 6.

HandelingenII1904/05, 23, nr. 1.

Handelingen II 1905/06, 35.

Handelingen II 1822/23, nr. VI.

Handelingen II 1928/29, 190 nr. 2.

Handelingen II 1947/48, 860, nr. 1-3.

Bijlagen

BijlagenHandelingen II1825/26, nr. V

BijlagenKamerstukken II1888, 33, nr. 4.

BijlagenKamerstukken II1890/91, 17, 13 en 100.

BijlagenKamerstukken II1900/01, 222, nr. 2.

BijlagenKamerstukken II 1903/04, 137, nr. 3.

BijlagenKamerstukken II1904/05, 23, nr. 2.

Historische ontwikkeling art. 7:625

OléronseZeerecht(Jugemens d’Oleron)[1]

Artikel18

AlseenSchip ontlaaden is, en de Matroozen hun Geld ei?chen, zommige van welkenochKooi, noch Ki?t, noch Koffer aan boord hebbende, mag de Schipper metrecht eengedeelte hunner Wedde inhouden, tot dat zy ‘t Schip wederbrengen ter plaat?evan waar het quam; ‘t en zy ze goede zekerheid geeven dat zyde geheele reizeuit zullen zienen.[2]

Wysbischezeerecht(DeVonnissen van Damme)

Artikel31

EenSchip komt geladen ende behouden tot ?ijnder regter onlaed?tede, dieSchipluiden willen hare hure hebben, ende daer ?ijnder haerder ?ommigendie nogki?ten noch matte in ‘t Schip hebben: de Schipper mag haerwel ?oolang de hureonthouden tot dattet Schip gelo??et is: ende om ‘t Schipweder te brengenvandaer ?ij quamen, ?ullen ?ij ver?ekeren die vaert te volbrengen.[3]

Zeerechtvan de Hanzesteden (Schips-rechtenende Ordonnantien)

Artikel29 -Boots-ge?ellen huere in drie deelen te betalen

Aenghe?ienoock dat die Boots-ghe?ellen ?omtijdts hun moetwilligh tegen den?chipper?tellen / nae dat zy haerlieder volle huere ont?anghen hebben: Soo en?al vannu voortaen gheen Schipper zijn Boots-ghe?ellen haerlieder huerebetalen /ander?ints dan in drie deelen / te weten / een deel als hy afvaert /ende eenander deel als hy lo??et / ende het derdedeel als de rey?e volbrocht is/ oppene ende verberute van thien Daelders / den Ambacht van den Schipperstebetalen, &.[4]

Plakkaatvan Karel V, houdende Ordonnantie,Statuten en Edict op het feit van de scheepvaart

Artikel17

Item,indien een Schipper in het weder-keeren wilde lo??en ende weder ladentoteenige Plaet?e daar hy by Fortuyne niet en ware bedwongen: Soo ?al denOfficieren, Bootsgefellen ende Knechten hen volle huere aldaerver?chenen zijn,ende nietmin ?ullen ?y gehouden we?en den ?elven Schipper wederom by te?taantotter plaet?en van ?ijner wooninge, voor de halve huere die men tot?ulckenplaet?en daer de voor?z. lo??inge ende ladinge ?al ge?chieden,gewoonlijck iste geven.[5]

PhilipsII - Ordonnantie,Statuyt enEeuwig Edict op het fait der Zeevaart.

Artikel7

Endeoft geviel dat den voor?z. schipper de voor?z. uytweegh?che Plaet?en‘t geheeleSchip van ?ijder koopman?chap ontlade / ?onder de?elve koopman?chapwederommete laden / ?ulcks dat het verballa?t ?oude moeten worden / ?oo ?al dehuyre vande Schipluyden verschenen zijn / als of de lossinge gebeurt ware terplaet?senvan den gerechter / ende gede?tineerde ontladinge / ende de Schippergehoudende?elve te betalen / wel-ver?taende nochtans / dat weder der voor?z...[6]

Instructieende ordonnantie voor Commissarissenvan de See-saecken

Artikel39

Soowanneerhet ?cheeps volck haer rey?e oft rey?en voldaen ?ullen hebben naebehooren /?al de ?chipper gehouden zijn hen luyden elcks daer van te berleeneneenbehoorlijcke acte van af?chijt / ende henluyden haer verdiende loon inalles tevoldoen / ter?tont nae de ontladinghe / ten waere de Schipper ?ijn?chip wildeop geleyt ende inde Daert gebracht hebben / ‘t welck het?cheeps-voldkghehouden ?al zijn te doen / ?onder dat de ?chipper hem in ‘t?elve kas de huyr?al hebben te betalen voor dat ?ulcks ?al zijn ghe?chiet / mits dat?ulcks byde Schipper te wege geracht ?al moeten werden binnen veerthien werckedagen /naer het arribement van ‘t ?chip alheir.

Artikel40 (Versie 1)

Soode?chipper niet datelijck zijn volck binnen vier-en-twintigh daghen naed’ontladinghe oft ofdanckinghe of nae de oplegginghe van ijetfchip (?oo ?y desbeheert) en betaelt / ?al de ?chipper voor yder dagh getalen / eenOfficierdrie Guldens / ende een Boots-ghe?el twee ende een halve gulden / ?oolanghetot dat zy haer ghelt ont?anghen ?ullen hebben / beneffens eenbehoorlijckeacte van af?cheyt / wel ver?taende dat hier onder niet werden begrependere?pective Bewinthebbers van de voorgenoemde Compagnien / die naerouder gewoontehaere betalinge ?ullen mogen doen.[7]

Artikel40 (Versie 2)

Des?oo deSchipper, niet datelijck ?ijn Volck binnen vier-en-twintigh uuren nad’ontladinghe, of afdanckinghe, ofte naed’oplegginghe van ‘t Schip (?oo hy desbegheert) en betaelt; ?al de Schipper voor yeder dagh, gehouden zijn tegheven,aen een Officier drie guldens, ende aen een Boots-ghe?el twee ende eenhalvegulden, ?oo langhe tot dat ?y haer gelt ont?anghen ?ullen hebben,beneffes eenbehoorlijcke Acte van af?cheyt; op peyne van drie guldens, als vooren.[8]

Artikel40 (Versie 3)

Deszoo deSchipper niet dadelijck ?ijn Volck binnen de 24 uren naerd’ontladinge ofaf-danckinge / ofte na d’op-legginge van ‘t Schip(?o hy des begeert) enbetaelt / ?al de Schipper voor yder dagh ghehouden zijn te gheven aeneenOfficier drie guldens / ende aen een Boot?-ge?el twee en een halveguldens /?oo lange tot dat ?y haer gelt ontvangen ?ullen hebben / beneffens eenbehoorlijcke acte van af-?cheyt: op pene van drie guldens als boven.[9]

Artikel40(Herziening van 24 december 1642)[10]

Deszoo deSchipper niet dadelijck ?ijn Volck binnen de 24 uren naard’ontladinge ofaf-danckinge, ofte na d’op-legginge van ‘t Schip(?oo hy des begeeft) enbetaalt, ?al de Schipper voor yeder dagh gehouden zyn te geven aan eenOfficierdrie guldens, ende aan een Bootsge?el twee en een halve guldens, ?oolange totzy haar geldt ont?angen ?ullen hebben, bene??ens een behoorlijcke Actevanaf-?cheyt; op pœne van drie guldens als voren.[11]

Ordonnantieopde seesaecken ende differentien daerover(Rotterdam)

Artikel44

Incas denschipper, ofte bevel-hebber syn volck binnen den tijdt hier bovenverhaelt nieten betaelt, sal hy voor yeder dagh ghehouden syn te gheven aan eenOffirierdrie Carols-Guldens, ende aen een Boots-gezel twee gelycke Guldens endethienstuyvers, tot dat sy beide, haer geldt, geneffens een behoorlycke actevanaf-scheyt, ontvangen sullen hebben.[12]

OntwerpWetboek van Koophandel (1809)

Artikel351

Nadateen ditalles aan de zijde van het scheepsvolk zal zijn voldaan, zal hetzelvemoetenworden afgedankt, en binnen vier en twintig uren van deszelfs verdiendloonworden voldaan.

Ingeval vanophouding door den schipper, boekhouder, of eigenaar van het schip,zonderwettige reden, zullen dezelve ten behoeve van eenen officier verbeurendrieguldens, en ten behoeve der andere scheepsgezellen een daalder, voorieder dagdat zij in het verkrijgen van hun loon opgehouden worden.

Hetscheepsvolk door de schuld des schippers opgehouden wordende, zaldeszelve debetaalde penaliteit aan den boekhouder of den eigenaar van het schipnietkunnen in rekening brengen, even zoo min als de boekhouders, zoo devertragingdoor hunne schuld geschiedt, zulks aan de eigenaars van het schip doenkunnen.

OntwerpWetboek van Koophandel (1822)

Artikel173

Nadataan alde bij de vorige artikelen vermelde vereischten door de officieren enhetscheepsvolk zal zijn voldaan, moeten dezelve dadelijk worden afgedankt,en hethun verdiende loon binnen vier-en-twintig uren worden voldaan.

Artikel174

Vooriederendag, dat de officieren en scheepsgezellen door den schipper boekhouderofeigenaar, zonder wettige reden worden opgehouden in het verkrijgen vanhunloon, verbeuren dezelve ten behoeve van eenen officier drie guldens, entenbehoeve van een ander scheepsgezel één gulden envijftig cents per dag.[13]

OntwerpWetboek van Koophandel (1825)

Artikel55

Nadataan alde bij het vorige artikel vermelde vereischten door de officieren enhetscheepsvolk zal zijn voldaan, moeten dezelve dadelijk worden afgedankt,en hunverdiende loon binnen 24 uren worden betaald.

Artikel56

Vooriederendag, dat de officieren en scheepsgezellen door den schipper, boekhouderofeigenaar, zonder wettige reden worden opgehouden in het verkrijgen vanhunloon, verbeuren dezelve, ten behoeve van een’ officierƒ 3, en ten behoeve vaneen’ ander scheepsgezel ƒ1.50 per dag.[14]

Wetboekvan Koophandel

Artikel448 (1838)

Vooriederendag dat de officieren en scheepsgezellen door den schipper, boekhouderofeigenaar, zonder wettige reden, worden opgehouden in het verkrijgen vanhunloon, verbeuren deze ten behoeve van scheepsofficieren drie gulden, entenbehoeve van een scheepsgezel een gulden vijftig centen.[15]

Artikel447 (1937)

Dereederverbeurt voor iederen dag, dat hij een officier of een scheepsgezel,gedurendeof bij het einde van den dienst aan boord van een schip, zonder wettigereden,ophoudt in het verkrijgen van het in geld vastgestelde deel van zijnloon, tenbehoeve van den officier drie gulden en ten behoeve van denscheepsgezel eengulden vijftig cent.[16]

Artikel447 (huidig)

Dezeewerkgever verbeurt voor iederen dag, dat hij een officier of eenscheepsgezel, gedurende of bij het einde van den dienst aan boord vaneenschip, zonder wettige reden, ophoudt in het verkrijgen van het in geldvastgestelde deel van zijn loon, ten behoeve van den officier€ 1,36 en tenbehoeve van den scheepsgezel € 0,68.[17]

OntwerpDomela Nieuwenhuis

Artikel1

Zij,diepersonen in dienst hebben, zijn verplicht het volle bedrag van hetbedongenloon wekelijks en in algemeen gangbare Nederlandsche munt uit tebetalen.

Uitgezonderdhiervan zijn inwonende dienstboden.

Artikel8

Overtredingdezer wet wordt gestraft met eene geldboete van 100 tot 250 gulden, bijwanbetaling te vervangen door hechtenis van ten hoogste 25 dagen.

Bijeersteherhaling wordt de overtreding gestraft met gevangenisstraf van tenhoogste 6maanden.

Bijvolgendeherhaling wordt de overtreding gestraft met gevangenisstraf van tenhoogste 12maanden , ontzetting van het recht van kiezen en verkiesbaarheidgedurende 4jaar en van het recht tot uitoefening van het beroep van winkelhouder;en voorzooverre het den tappers betreft, wordt hun bij overtreding hetvergunningsrecht ontnomen.[18]

Wetsvoorstel‘tot waarborging van de vrijebeschikking door werklieden over hun verdiend loon’

Artikel2

Deuitbetalingvan het in art. 1 bedoelde en in Nederlandsche munt vastgestelde loonofgedeelte van dat loon geschiedt uitsluitend in diezelfde gangbare muntof ingangbaar Nederlandsen, munt- of bankpapier.

Dein hetvorige lid bedoelde uitbetaling geschiedt, indien het daar bedoeldeloon ofgedeelte van het loon per week berekend minder dan vijftien guldenbedraagt,ten minste eenmaal ‘s weeks tot een bedrag,geëvenredigd, indien het loon naartijdruimte is vastgesteld, aan de voor die tijdruimte overeengekomensom,indien het naar het stuk of naar de maat is vastgesteld, aan hetgeen isafgewerkt.

Artikel8

Wordtgestraftmet geldboete van ten hoogste tweehonderd gulden de werkgever, diensbeambte,zetbaas of andere lasthebbende, die in strijd handelt met art. 1, metart. 2,met eene overeenkomst ingevolge het eerste lid van art. 3, met hettweede lidvan art. 3 , met het eerste lid van art. 4 , met het eerste lid van att. 5 ofi net art. 6 , of die in strijd met het eerste lid van art. 3 of methet eerstelid van art. 7 eene overeenkomst aangaat, of die, ingeval hem de bijhetlaatste lid van art. 3 bedoelde vergunning is verleend, niet zorgt voordeinachtneming van den daar gestelden termijn.

Indientijdenshet plegen van het feit nog geen twee jaren zijn verloopen sedert eenevroegereveroordeeling van den schuldige wegens overtreding van eene derbepalingendezer wet onherroepelijk is geworden, kan, in plaats van de geldboetehechtenisvan ten hoogste twee maanden worden opgelegd.

Bijtweedeherhaling binnen twee jaren nadat de eerste veroordeeling van denschuldigeonherroepelijk geworden is, kan hechtenis van ten hoogste drie maandenwordenopgelegd en kan de schuldige worden ontzet van de uitoefening van hetberoep,waarin hij het feit begaan heeft.

Bijveroordeeling wegens overtreding van eene der bepalingen dezer wet kanderechter de openbaarmaking van zijne uitspraak gelasten.[19]

OntwerpDrucker

Artikel27

Indienhet ingeld vastgestelde loon, of het gedeelte daarvan dat overblijft naaftrek vanhetgeen volgens de artikelen 28, 29 door den werkgever kan wordengekort ofingehouden, niet wordt uitbetaald uiterlijk den derden dag na dien, inde tweevoorgaande artikelen aangewezen, heeft de arbeider aanspraak op eeneverhoogingwegens de vertraging, welke voor den vierden tot en met den achtstendagbedraagt vijf ten honderd per dag en voor elken volgenden dagéén ten honderd,met dien verstande, dat de verhooging wegens vertraging in geen gevalde helftvan het verschuldigde loon zal te boven gaan.

Bedingen,waarbij van deze bepaling wordt afgeweken, zijn alleen geldig tenaanzien vande arbeiders, in het tweede lid van artikel 11 genoemd.[20]

GewijzigdeOntwerpen

Artikel1638 o

Indienhet ingeld vastgestelde loon, of het gedeelte daarvan dat overblijft naaftrek vanhetgeen volgens de artikelen 1038p en 1638q door den werkgever kanwordengekort of ingehouden, en na aftrek van hetgeen waarop volgens artikel1038gderden regten kunnen doen gelden, niet wordt uitbetaald uiterlijk denderdendag na dien, in de voorgaande vier artikelen aangewezen, heeft dearbeideraanspraak op eene verhooging wegens de vertraging, welke voor denvierden toten met den achtsten dag bedraagt vijf ten honderd per dag en voor elkenvolgenden dag één ten honderd, met dienverstande, dat de verhooging wegensvertraging in geen geval de helft van het verschuldigde loon zal teboven gaan.

Eenbeding ofeene bijzondere overeenkomst, waarbij van deze bepaling wordtafgeweken, isalleen geldig ten aanzien van arbeiders, wier loon bij het jaar of bijlangerentijd is vastgesteld, en van dezulken, wier loon uitsluitend bestaat ineenbedrag, dat afhankelijk is gesteld van den omzet, de opbrengst of dewinst vandes werkgevers onderneming.[21]

Artikel1638 q

Voorzooverrehet in geld vastgesteld loon, of het gedeelte daarvan , dat overblijftnaaftrek van hetgeen door den werkgever niet behoeft te wordenuitbetaald, en naaftrek van hetgeen, waarop derden rechten kunnen doen gelden, doorschuld vande zijde des werkgevers niet wordt uitbetaald uiterlijk den vierdenwerkdag nadien, ingevolge de artikelen 1638l, 1638m en 1638o als dag van betalingvastgesteld, heeft de arbeider aanspraak op eene verhooging wegens devertraging,welke voor den vijfden tot en met den achtsten werkdag bedraagt vijftenhonderd per dag en voor eiken volgenden werkdag een ten honderd, metdienverstande, dat de verhooging wegens vertraging in geen geval de helftvan hetverschuldigd bedrag zal te boven gaan.

Eenbeding,waarbij van deze bepaling wordt afgeweken, is alleen geldig ten aanzienvanarbeiders, wier in geld vastgesteld loon ten minste vier gulden per dagbedraagt, en van dezulken, wier loon uitsluitend bestaat in een bedrag,datafhankelijk is gesteld van den jaarlijkschen omzet, opbrengst of winstvan deswerkgevers onderneming.[22]

Voorgesteldeamendementen

AmendementDe Savornin Lohman,

Strekkendeomaan het eerste lid toe te voegen de volgende zinsnede:

“Dezeaanspraak vervalt indien de werkgever bewijst tot betaling nietbij machte te zijn geweest.”[23]

SubamendementRegout & Van Veen,

Strekkendeomaan het amendement De Savornin Lohman toe te voegen de volgendezinsnede:

“enkan ter beslissing van den rechter geheel of gedeeltelijkvervallen, indien vertraging ontstaan is ten gevolge van een geschilover hetloon”[24]

AmendementDrucker,

Strekkendeomaan het eerste lid toe te voegen de volgende zinsnede:

“Nietteminis de rechter bevoegd de verhooging te beperken totzoodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden billijk zalvoorkomen.”[25]

Wetop de Arbeidsovereenkomst 1907

Artikel1638 q

Voorzooverrehet in geld vastgesteld loon, of het gedeelte daarvan, dat overblijftna aftrekvan hetgeen door den werkgever niet behoeft te worden uitbetaald, en naaftrekvan hetgeen, waarop derden overeenkomstig de bepalingen van dezen titelrechtendoen gelden, niet wordt uitbetaald uiterlijk den derden werkdag nadien, waaropingevolge de artikelen 1638l, 1638m en 1638o de betaling had moetengeschieden,heeft de arbeider, indien deze niet-betaling aan den werkgever is toeteschrijven, aanspraak op eene verhooging wegens de vertraging, welkevoor denvierden tot en met den achtsten werkdag bedraagt vijf ten honderd perdag envoor elken volgenden werkdag een ten honderd , met dien verstande, datdeverhooging wegens vertraging in geen geval de helft van hetverschuldigd bedragzal te boven gaan. Niettemin is de rechter bevoegd de verhooging tebeperkentot zoodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden van hetgevalbillijk zal voorkomen.

Eenbeding,waarbij van eenige bepaling van dit artikel wordt afgeweken, is alleengeldigten aanzien van arbeiders, wier in geld vastgesteld loon meer dan vierguldenper dag bedraagt.

Wijziging1948

Artikel1638 q

Voorzooverrehet in geld vastgesteld loon, of het gedeelte daarvan, dat overblijftna aftrekvan hetgeen door den werkgever niet behoeft te worden uitbetaald, en naaftrekvan hetgeen, waarop derden overeenkomstig de bepalingen van dezen titelrechtendoen gelden, niet wordt uitbetaald uiterlijk den derden werkdag nadien, waaropingevolge de artikelen 1638l, 1638m en 1638o de betaling had moetengeschieden,heeft de arbeider, indien deze niet-betaling aan den werkgever is toete schrijven,aanspraak op eene verhooging wegens de vertraging, welke voor denvierden toten met den achtsten werkdag bedraagt vijf ten honderd per dag en voorelkenvolgenden werkdag een ten honderd , met dien verstande, dat deverhoogingwegens vertraging in geen geval de helft van het verschuldigd bedragzal teboven gaan. Niettemin is de rechter bevoegd de verhooging te beperkentotzoodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden van het gevalbillijkzal voorkomen.

Eenbeding,waarbij van eenige bepaling van dit artikel wordt afgeweken, is alleengeldigten aanzien van arbeiders, wier in geld vastgesteld loon meer dan tienguldenper dag bedraagt.[26]

Wijziging1960

Artikel1638 q

Voorzooverrehet in geld vastgesteld loon, of het gedeelte daarvan, dat overblijftna aftrekvan hetgeen door den werkgever niet behoeft te worden uitbetaald, en naaftrekvan hetgeen, waarop derden overeenkomstig de bepalingen van dezen titelrechtendoen gelden, niet wordt uitbetaald uiterlijk den derden werkdag nadien, waaropingevolge de artikelen 1638l, 1638m en 1638o de betaling had moetengeschieden,heeft de arbeider, indien deze niet-betaling aan den werkgever is toeteschrijven, aanspraak op eene verhooging wegens de vertraging, welkevoor denvierden tot en met den achtsten werkdag bedraagt vijf ten honderd perdag envoor elken volgenden werkdag een ten honderd , met dien verstande, datdeverhooging wegens vertraging in geen geval de helft van hetverschuldigd bedragzal te boven gaan. Niettemin is de rechter bevoegd de verhooging tebeperkentot zoodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden van hetgevalbillijk zal voorkomen.

Eenbeding,waarbij van eenige bepaling van dit artikel wordt afgeweken, is alleengeldigten aanzien van arbeiders, wier in geld vastgesteld loon meer dantwintiggulden per dag bedraagt.[27]

Wijziging1979

Artikel1638 q

Voorzooverrehet in geld vastgesteld loon, of het gedeelte daarvan, dat overblijftna aftrekvan hetgeen door den werkgever niet behoeft te worden uitbetaald, en naaftrekvan hetgeen, waarop derden overeenkomstig de bepalingen van dezen titelrechtendoen gelden, niet wordt uitbetaald uiterlijk den derden werkdag nadien, waaropingevolge de artikelen 1638l, 1638m en 1638o de betaling had moetengeschieden,heeft de arbeider, indien deze niet-betaling aan den werkgever is toeteschrijven, aanspraak op eene verhooging wegens de vertraging, welkevoor denvierden tot en met den achtsten werkdag bedraagt vijf ten honderd perdag envoor elken volgenden werkdag een ten honderd , met dien verstande, datdeverhooging wegens vertraging in geen geval de helft van hetverschuldigd bedragzal te boven gaan. Niettemin is de rechter bevoegd de verhooging tebeperkentot zoodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden van hetgevalbillijk zal voorkomen.

Eenbedingwaarbij van enige bepaling van dit artikel wordt afgeweken, is alleengeldigten aanzien van arbeiders wier in geld vastgestelde loon per dag meerbedraagtdan het bedrag van het als minimum geldende dagloon, vastgesteldkrachtensartikel 14 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.Ondergaat hetbedrag van dit dagloon wijziging, dan wordt de werking van het bedinggeschorstjegens arbeiders wier in geld vastgestelde loon per dag niet meerbedraagt danhet gewijzigde bedrag van dat dagloon.[28]

Wetminimumloon en minimumvakantiebijslag

Artikel18c

1.Indienhet uitbetaalde loon en de vakantiebijslag minder bedragen dandat waarop ingevolge het bepaalde bij of krachtens deze wet, na aftrekvan hetgeendoor de werkgever niet behoeft te worden uitbetaald, aanspraak bestaat,heeftde werknemer met ingang van de vierde werkdag na die, waarop betalinghadmoeten geschieden, aanspraak op een verhoging wegens niet-volledigebetaling.

2.Deverhoging bedraagt voor elke werkdag vijf procent, doch gaat dehelft van het verschuldigde bedrag niet te boven.

3.Derechter is tot beperking van de in de vorige leden bedoeldeverhoging bevoegd, doch alleen indien toekenning van de volledigeverhoging inde gegeven omstandigheden tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen voor dewerkgever zou leiden.[29]

OntwerpNieuw Burgerlijk Wetboek

Artikel7:625

1.Voorzover het in geld vastgesteld loon of het gedeelte daarvan datoverblijft na aftrek van hetgeen door de werkgever overeenkomstigartikel 631mag worden verrekend, en na aftrek van hetgeen waarop derdenovereenkomstigartikel 632 rechten doen gelden, niet wordt uitbetaald uiterlijk dederdewerkdag na die waarop ingevolge de artikelen 623 en 624 lid 1 debetaling hadmoeten geschieden, heeft de werknemer, indien deze niet-betaling aan dewerkgever is toe te rekenen, aanspraak op een verhoging wegens devertraging.Deze verhoging bedraagt voor de vierde tot en met de achtste werkdagvijfprocent per dag en voor elke volgende werkdag een procent, met dienverstandedat de verhoging in geen geval de helft van het verschuldigde bedrag tebovenzal gaan. Niettemin kan de rechter de verhoging beperken tot zodanigbedrag alshem met het oog op de omstandigheden billijk zal voorkomen.

2.Eenbeding waarbij van dit artikel wordt afgeweken, is alleen geldigten aanzien van een werknemer wiens in geld vastgesteld loon meerbedraagt dananderhalf maal het minimumloon, bedoeld in artikel 8, lid 1, van de Wetminimumloon en minimumvakantiebijslag. Indien het beding na eenwijziging vanhet bedrag van het minimumloon niet langer geldig overeengekomen zoukunnenworden, kan de werknemer het vernietigen vanaf het tijdstip van dewijziging.[30]

NieuwBurgerlijk Wetboek

Artikel7:625

1.Voorzover het in geld vastgesteld loon of het gedeelte dat overblijftna aftrek van hetgeen door de werkgever overeenkomstig artikel 628 magwordenverrekend, en na aftrek van hetgeen waarop derden overeenkomstigartikel 633rechten doen gelden, niet wordt voldaan uiterlijk de derde werkdag nadiewaarop ingevolge de artikelen 623 en 624 lid 1 de voldoening had moetengeschieden, heeft de werknemer, indien dit niet-voldoen aan dewerkgever is toete rekenen, aanspraak op een verhoging wegens vertraging. Dezeverhoging bedraagtvoor de vierde tot en met de achtste werkdag vijf procent per dag envoor elkevolgende werkdag een procent, met dien verstande dat de verhoging ingeen gevalde helft van het verschuldigde te boven zal gaan. Niettemin kan derechter deverhoging beperken tot zodanig bedrag als hem met het oog op deomstandighedenbillijk zal voorkomen.

2.Vandit artikel kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken.[31]


[1] LeClercq 1757, p. 159; ‘In oorkondehetZegel van ‘t Eiland Oleron, inge?teld voor alle Contracten ophet gemeldeEiland, ‘s Dinsdags naa St. Andries, in het Jaar duizend tweehonderd?es-en-?estig (deze Jaartelling 1266 is te nieuw en komt niet overeenmet dentyd wanneer dit Stuk in ‘t licht gekomen is).’

[2]Le Clercq 1757, p. 134.

[3]Jacob?z.1645, p. 12; Le Clercq 1757, p. 174.

[4] LeClercq 1757, p. 257; ‘Zee-regtenwerdengemaakt, en afgekondigd, in eene algemene vergaderinge, gehouden inLubeke denJaare 1591.’

[5]Le Clercq 1757, p. 196.

[6]Van Glins 1678, p. 36.

[7]Van der Storck 1678.

[8] Rooseboom1665, p. 292.

[9] Kroock1664.

[10] LeClercq 1757, p. 319-320: ‘By mijnenHeeren den Schout, alle den Burgemee?teren, ende allen den Schepenen,demptoDirck Tholinx.’

[11] LeClercq 1757, p. 319-320.

[12] Keureende Ordonnantie gemaeck bij Schout, Burgemeesteren en Scheepenen derStadRotterdam voornoemd op de Zeesaecken ende differenten daerover binnendevoorsz. Stadt vallende, op den 16 maart 1655; Van der Hoeven 1840, p.508.

[13] HandelingenII 1822/23, nr. VI, p. 63.

[14]Voorduin 1841, p. 552; Bijlagen HandelingenII 1825/26, nr. V, p. 114-115; Stb.1826, 32; Vgl. art. 426 en 427 Wetboek van Koophandel voor de kolonieCuraçao(1868).

[15] Wetvan 23 maart 1826, Staatsblad 1826, 18 (in werking 1 oktober 1838);Voorduin1841, p. 552.

[16] Wetvan 14 juni 1930, Staatsblad 1930, 240 (in werking 1 oktober 1937); Handelingen II 1928/29, 190 nr. 2, p. 6;Kamerstukken II1929/30 35, nr. 3, p.18.

[17] Wetvan 27 september 2001 tot aanpassing van wetten in verband met devervangingvan de gulden door de euro, Stb.2001, 481.

[18] BijlagenKamerstukken II 1888, 33, nr.4, p. 4-8.

[19] KamerstukkenII 1888/89 110, nr. 2, p.1-2.

[20]Drucker 1898, p. 12.

[21] BijlagenKamerstukken II 1900/01, 222,nr. 2, p. 5.

[22] BijlagenKamerstukken II 1904/05, 23,nr. 2, p. 29.

[23] Handelingen II 1905/06, 35, p. 1827.

[24] Handelingen II 1905/06, 35, p. 1829.

[25] HandelingenII 1905/06, 35, p. 1833.

[26] Wetvan 7 september 1948 (Stb. 1948,406)houdende wijziging van de grens van vier gulden in titel VII A van hetIIIeBoek van het B.W.; Handelingen II1947/48,860, nr. 1-3, p. 2.

[27] Wetvan 14 juli 1960 (Stb. 1960, 283),houdende wijziging van de grens van tien gulden in titel VII a van hetDerdeBoek van het Burgerlijk Wetboek.

[28] Wetvan 11 maart 1981, Stb. 1981, 111; Kamerstukken II 1979/80, 14 029, nr. 7,p. 2.

[29] Wetvan 11 februari 1988, Stb. 1988, 49.

[30] AdviesSER 1991, p. 23.

[31] Wetvan 6 juni 1996, Stb. 1996, 406.

Procedure Zeezaken

Dieiemantvoor de?e Gemagtigden wil dagvaarden, moet zulks daags te vooren dooreen vande booden van de?e kamer doen: doch zijn de ?trydende partyen gehoudenzelfsvoor hen in per?oon te ver?chijnen, zonder zich van een voor?praak,pleitbe?orger of iamant ander te mogen dienen. Kunnen de Gemagtigden departhyen niet vereenigen, doen?e tu??chen de zelven recht, ‘tzy in ‘tbe?luiten van a) hantvullinge (Namptissem*nt), b) eint-vonnis(Definitivecondemnatie ) of c) vryspreking (Ab?olussie), als hen na gelegenheitvan zakenoorbaar dunkt.

Eer?telijk,dat de meergemalte Commi??ari??en in ?aaken, in nader onder?oekbe?taande, endaar de Nature van de ?elve ?ulks ?al komen te verei??chen, vermogenrenvoyerente decerneren ten fine van Liquidatie of accoort: ook mogen tot meerderexpeditie van de Ju?titie, daar wederzijds parthye compareeren, ?oo deaan?egger ?ulks met goed regt ?al konnen a?truceren, nati?ilement tedecerneeren tot een ?omma van vyf-duy?ent guldens in kluys.

Iemantbehoorlijk by een Boode voor de?e Gemagtigden gedagvaart zijnde, envoor dederde reize niet verschijnende, wort, ten profyte van ‘tachter-blyven,hantvulling van de verei?chte penningen, verleent, hoe groot de zom ookis. Ende zake daar na tegen den Gedaagden ter Rolle vertoont zijnde, om zijnachterblijven te zuiveren, of Voni??e aan te hooren, en als dan nochnietver?chijnende, wort de gewijsde hantvulling, wegens de hartneckigheid,verandert in een eind-vonnis, indien de zaak daartoe ge?telt is.

Vanalleeind-voni??en by de?e Gemagtigden gewe?en, mag de parthy zich, daar bybe?waartvindende, beroepen aan Schepenen: en moet in dien gevalle de beroeperzijnberoeping, zoo ‘t Vonnis, daar van hy beroep doet, ter zommevan vijf hondertgulden en daar beneden bedraagt, binen drie dagen, en boven de vyfhondertgulden belopende, binnen tien dagen na d’uyt?praak, by denSecretaris latenaantekenen.

d’Ontfangeberoeper is gehouden in handen van Schepenen te ?tellen de zom van tiengulden,die hy weder krijgt, indien’t Vonnis by Schepen verandertwort. Die nietver?chijnt, verbeurt voor ieder achter-blijving vier ?tuivers.[1]


[1]Commelin 1726, p, 792.

Motivering

Ktr.Apeldoorn 18 augustus 1909, Recht. Besl. Arbeidsov. III nr. 23, 1. (Apeldoornse boekverkoper).

Overwegendehieromtrent: dat alware eischer verplicht de bedoelde adreslijst af tegeven,nalatigheid daarin den gedaagde het recht niet gaf het loon in tehouden,zoodat in zoover de vertraging in de betaling aan de gedaagde is toe teschrijven.

Overwegendedat die betaling had moeten geschieden uiterlijk op den derden werkdagna 22Mei alzoo op 26 Mei, doch beide partijen blijkbaar in de meening hebbenverkeerd, dat die eerst op 1 juni verschuldigd was, zoodat weigeringvanbetaling eerst op 1 Juni plaats had en mitsdien de verhooging vanaf dattijdstipmoet worden gerekend, althand wij het billijk achten de verhoogingdaartoe tebeperken, zoodat die bedraagt over 5 werkdagen 5% per dag en over 23werkdagen1% per dag, totaal f 14,18.

Ktr.Amsterdam 1 april 1910, Recht. Besl.Arbeidsov. IV nr. 4, 4. (Verhoekcx - Mij. Electra).

O.dat uit hetbezigen van het woord “verhooging” in art. 1638q BWgeenszins volgt dat dezeslechts gelijktijdig met het loon zoude mogen worden gevorderd, of datzij vanhet loon is een accessoir;

datdieverhooging is een straf op de niet tijdige betaling van het loongesteld en uitgeen enkele wetsbepaling volgt, dat zij niet later, afzonderlijk kanwordengevorderd;

datdittrouwens ook daarom aannemelijk is, omdat veelal bij het instellen vandevordering tot betaling van loon nog niet het volle bedrag wordtgeeischt,terwijl het dan mede onbekend is wanneer de betaling van het loon zalgeschieden, en het instellen van eene vordering tot het loon met eenverhoogingtot een onbepaald bedrag ook met het oog op de ingewikkelde berekeningderverhooging, die tot een nieuwen rechtsstrijd tussen partijen aanleidingkangeven, niet wenschelijk voorkomt,

datvoorts deverhooging bij niet-tijdige betaling van het loon is verschuldigdindien dezeniet-betaling aan den werkgever is toe te schrijven;

datnu aan denwerkgever, die meent eene latere juist bevonden loonvordering te moetenbetwisten en daarom het loon niet uitbetaalt, zeker de niet-tijdigebetaling istoe te schrijven en gedaagde’s beroep op de juridischeonmogelijkheid om tebetalen, daarin bestaande, dat zij door te betalen eene latereongegrondgebleken vordering tot ontbinding der arbeidsovereenkomst zoude hebbenverwerkt, haar niet kan baten, daar zij die juridische onmogelijkheiddoor hetinstellen van een ongegronde vordering zelve geschapen heeft;

datalleenvoor dat deel van het loon over januari 1909, dat gedaagde bij explootvan 9januari 1909 aan eischer te betalenheeft aangeboden en waarvan de aanneming door eischer werd geweigerd,niet kangezegd worden dat de eerst later plaats gevonden betaling aan gedaagdeis toete schrijven, weshalve daarover volgens de wet slechts een verhoogingvan 5pCt. (als zijnde het aanbod gedaan tusschen den 4en en 5en werkdag nadien,waarop de betaling had moeten geschieden) is verschuldigd, daar toeeischer ditaanbod, onder reserve zijner meerdere rechten had kunnen aannemen;

dat,watbetreft het verzoek van gedaagde, om hier de wettelijke verhooging tewillenbeperken, het ons voorkomt dat hier wel zoodanige omstandighedenaanwezig zijn,die eene beperking vna het bedrag der verhooging billijk doenvoorkomen;

dattoch,daargelaten dat gedaagde geen gebruik heeft kunnen maken van debevoegdheid totuitsluiting van de verhooging, in art. 1638q laatste lid, aan werkgevertoegekend,de zeer aanzienlijke verhooging bij niet-tijdige betaling van loon bijwet isvoorgeschreven, met het oog op eene andere categorie van arbeiders danwaartoegedaagde behoort;

[...]

datnu, mederekening houdende met het verschuldigd zijn, ook volgens de wet, vanslechts 5pCt. van het bij exploit van 9 Februari 1910 door gedaagde aangebodenbedrag,en lettende op alle omstandigheden door partijen in hunne conclusienaangegevenhet ons billijk voorkomt het bedrag der gevorderde verhooging tebeperken toteen bedrag van f 200.-, terwijl, waar gedaagde geen enkel aanbod totbetalingdeed, deze moet worden verwezen in de kosten der procedure;

Enquete

De enquete is te vinden op: http://www.thesistools.com/web/?id=242850

① Rechtswinkel NuRecht » Wettelijke verhoging » Samenvatting » 7:625 BW (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Lidia Grady

Last Updated:

Views: 5747

Rating: 4.4 / 5 (45 voted)

Reviews: 84% of readers found this page helpful

Author information

Name: Lidia Grady

Birthday: 1992-01-22

Address: Suite 493 356 Dale Fall, New Wanda, RI 52485

Phone: +29914464387516

Job: Customer Engineer

Hobby: Cryptography, Writing, Dowsing, Stand-up comedy, Calligraphy, Web surfing, Ghost hunting

Introduction: My name is Lidia Grady, I am a thankful, fine, glamorous, lucky, lively, pleasant, shiny person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.